201105536/1/A3.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Bourtange, gemeente Vlagtwedde,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 april 2011 in zaak
nr. 115019/ 09-3017 in het geding tussen:
de burgemeester van Vlagtwedde.
Bij besluit van 10 december 2009 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd met betrekking tot de woning gelegen aan de [locatie] te Bourtange. Bij besluit van 18 december 2009 heeft de burgemeester dit verbod met achttien dagen verlengd.
Bij besluit van 22 december 2009 heeft de burgemeester het besluit van
18 december 2009 ingetrokken.
Bij uitspraak van 23 maart 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 18 december 2009 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2010 in zaak nr.
201004333/1/H3heeft de Afdeling die uitspraak vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.
Bij uitspraak van 5 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 december 2009 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 juni 2011.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.A. van Kooten-de Jong, advocaat te Montfoort, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. K. Jongsma, werkzaam in dienst van de gemeente Groningen, zijn verschenen.
2.1. Voor zover het beroep tegen het besluit van 10 december 2009 was gericht, heeft de rechtbank dat buiten het geding geacht.
[appellant] betoogt dat zij aldus heeft miskend dat hij een zwaarwegend belang heeft bij beoordeling van dat besluit, omdat hij er in zijn eer en goede naam door is aangetast.
2.1.1. De uitspraak van 24 november 2010 heeft tot gevolg dat de rechtbank de zaak opnieuw diende te behandelen en opnieuw uitspraak moest doen op het door [appellant] bij haar ingestelde beroep. [appellant] heeft de rechtbank in het beroepschrift van 21 december 2009 te kennen gegeven dat hij zich niet tegen het besluit van 10 december 2009 verzet. Het beroep was aldus gericht tegen dat van 18 december 2009. De rechtbank is er daarom terecht van uitgegaan dat ten tijde van het besluit van 10 december 2009 een ernstig vermoeden bestond dat de aanwezigheid van [appellant] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van zijn huisgenoten opleverde en zich terecht beperkt tot de vraag of de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat dat vermoeden ten tijde van het besluit van 18 december 2009 voortduurde. De besluiten van 10 en 18 december 2009 zijn voorts niet zodanig met elkaar verweven, dat niet los van elkaar over de rechtmatigheid daarvan kon worden geoordeeld. Dat [appellant], als gesteld, een zwaarwegend belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het besluit van 10 december 2009, omdat hij er in zijn eer en goede naam door is aangetast, kan niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank het ten onrechte niet bij de beoordeling heeft betrokken.
2.2. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank de burgemeester ten onrechte niet in de kosten van het hoger beroep tegen de uitspraak van 23 maart 2010 heeft verwezen. Hij verwijst ter toelichting naar de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2010 in zaak nr.
200907721/1/H3.
2.2.1. De Afdeling heeft in de uitspraak van 24 november 2010 voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding gevonden. De rechtbank heeft onder die omstandigheden terecht evenmin aanleiding gezien om de burgemeester tot vergoeding van die kosten te veroordelen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012