201108086/1/A1.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 juni 2011 in zaak nr. 10/5480 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Goirle.
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het college aan KPN ontheffing en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het perceel Dorpstraat 56 te Riel, gemeente Goirle (hierna: het perceel).
Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college, voor zover thans van belang, de daartegen door [belanghebbende A], [belanghebbende B] en [belanghebbende C] ingediende bezwaren gegrond verklaard, het besluit van 16 februari 2010 herroepen en de ontheffing en bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 1 juni 2011, verzonden op 14 juni 2011, heeft de rechtbank het door KPN daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft KPN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
KPN heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2012, waar KPN, vertegenwoordigd door mr. L. van Steenoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Schmidt, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn daar [belanghebbende C], [belanghebbende D] en [belanghebbende B] bijgestaan door mr. M. van Hoorne, als belanghebbenden gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in plaatsing van een antenne-installatie op het perceel met een hoogte van 37,50 m.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Riel" rust op het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden".
Ingevolge artikel 6.1, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Bedrijfsdoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, evenals het gebruik van daarbij behorende installaties in dezelfde bedrijfscategorieën.
Ingevolge artikel 6.2.4, aanhef en onder b, mag de hoogte van antenne- en vlaggenmasten niet meer dan 5 m bedragen.
Ingevolge artikel 30.1, aanhef en onder f, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling te verlenen ten behoeve van het oprichten van zend-, ontvang-, sirenemasten en masten ten behoeve van telecommunicatie, al dan niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m² en een hoogte van niet meer dan 40 m, waarbij de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van deze voorzieningen zoveel mogelijk moeten worden benut.
2.3. Op 27 maart 2001 heeft de raad van de gemeente Goirle het "Beleidskader plaatsing GSM-antennemasten" vastgesteld. In deze beleidsregel heeft de gemeenteraad vastgelegd op welke wijze in de gemeente wordt omgegaan met verzoeken tot plaatsing van GSM-masten en antennes. In de beleidsregel wordt onderscheiden tussen gebieden in de gemeente die gevoelig zijn voor visuele verstoring door antenne-installaties en daarvoor ruimtelijk minder gevoelige gebieden. Als ruimtelijk gevoelige gebieden worden genoemd gebieden met een lage bebouwing, een lage bebouwingsdichtheid en een minder stedelijk en besloten karakter. Voor deze gebieden wordt als uitgangspunt genomen dat plaatsing van antenne-installaties in principe niet is toegestaan, tenzij dat technisch echt nodig is. Als ruimtelijk minder gevoelige gebieden worden genoemd gebieden met een meer stedelijk karakter. Dit zijn volgens de beleidsregel gebieden met hogere bebouwingshoogte en -dichtheid en een meer besloten karakter. Gebieden met een weinig gevoelig stedelijk karakter zijn volgens de beleidsregel in ieder geval industrieterreinen en de gebieden direct langs snelwegen. In weinig gevoelige gebieden bestaat geen bezwaar tegen het plaatsen van een GSM-mast.
2.4. KPN betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college de ontheffing voor het bouwplan in redelijkheid alsnog heeft kunnen weigeren. Zij voert daartoe aan dat de rechtbank het college ten onrechte heeft gevolgd in het standpunt dat het perceel is gelegen in ruimtelijk gevoelig gebied als bedoeld in de beleidsregel. De rechtbank heeft daarbij volgens KPN ten onrechte overwogen dat het perceel in een woonomgeving ligt en miskend dat de antenne-installatie zo onopvallend mogelijk tussen gebouwen wordt geplaatst. Verder heeft de rechtbank volgens KPN miskend dat de locatie van het perceel niet wezenlijk verschilt van het "Bedrijventerrein Riel", dat in de beleidsregel nu juist wordt aangewezen als ruimtelijk minder gevoelig gebied. Nu volgens KPN beide gebieden vergelijkbaar zijn, valt volgens KPN niet in te zien waarom op "Bedrijventerrein Riel" wel, en op het perceel het plaatsen van de antenne-installatie niet kan worden toegestaan.
KPN voert verder aan dat voor zover toch sprake is van ruimtelijk gevoelig gebied, de rechtbank heeft miskend dat een technische noodzaak bestaat voor plaatsing van de antenne-installatie op het perceel. KPN stelt dat er problemen zijn met de UMTS-bedekking in de kern Riel, hetgeen reeds tot klachten heeft geleid. Plaatsing van de antenne-installatie op het perceel is hiervoor volgens KPN de beste oplossing, omdat dan plaatsing van één antennemast volstaat voor volledige bedekking van het hele dorp. Overigens is volgens KPN het benutten van twee andere mogelijke locaties, te weten plaatsing aan de kerk, en bij de brandweerkazerne op het bedrijventerrein Riel, niet mogelijk gebleken. Plaatsing op een der locaties in de gemeente waar dit volgens de beleidsregel zou zijn toegestaan, is volgens KPN geen optie, omdat zij daar al opstelpunten heeft en deze voor de kern Riel geen soelaas bieden.
KPN voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het perceel niet was begrepen in enig vooraf aan de gemeente overgelegd zogenoemd plaatsingsplan. Volgens KPN was het college, doordat hierover meerdere gesprekken zijn gevoerd, al sinds 2008 op de hoogte van de wens van KPN om op het perceel een antenne-installatie te plaatsen.
2.4.1. De rechtbank heeft terecht het standpunt van het college gevolgd dat de locatie op het perceel waar de antenne-installatie is voorzien, is aan te merken als ruimtelijk gevoelig gebied als bedoeld in de beleidsregel. Daarbij is van belang dat de antenne-installatie op die locatie wordt omringd door uitsluitend lage bebouwing en direct tegen een bestaande woonwijk met eveneens slechts lage bebouwing aan ligt. De gekozen locatie ligt in minder stedelijk gebied, in de nabijheid van open landschap en is mede daarom, anders dan KPN stelt, wat ruimtelijke gevoeligheid betreft niet op één lijn te stellen met het bedrijventerrein Riel, dat in de beleidsregel als minder gevoelig gebied is aangemerkt. Daarbij is tevens van belang dat op het bedrijventerrein Riel zwaardere bedrijfsfuncties zijn toegestaan dan op het perceel en het bedrijventerrein Riel veel minder dan de gekozen locatie is verweven met omliggend woongebied.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat KPN niet heeft aangetoond dat plaatsing van de antenne-installatie op deze locatie op het perceel technisch echt noodzakelijk is. Volgens KPN is plaatsing op het perceel gewenst in verband met het bereiken van een hoge UMTS-bedekking van het gebied, maar uit de omstandigheid dat KPN eerder verschillende andere - ver van het perceel gelegen - locaties mogelijk heeft geacht om dit doel te bereiken, te weten plaatsing van een antenne-installatie op de kerk, dan wel bij de brandweerkazerne op het veel zuidelijker gelegen "Bedrijventerrein Riel, moet worden afgeleid dat plaatsing op het perceel daartoe niet de enige technische mogelijkheid vormt. Het enkele feit dat, zoals ter zitting is bevestigd, KPN en het college er niet in zijn geslaagd om overeenstemming te bereiken over een alternatieve geschikte locatie, maakt niet dat een technische noodzaak als bedoeld in de beleidsregel bestaat voor plaatsing van de antenne-installatie op deze locatie op het perceel.
De rechtbank heeft reeds daarom terecht geoordeeld dat de gekozen locatie voor de antenne-installatie op het perceel niet voldoet aan de beleidsregel, zodat het college de ontheffing en de bouwvergunning daarvoor in redelijkheid alsnog heeft kunnen weigeren. De beroepsgrond met betrekking tot het plaatsingsplan voor antenne-installaties van KPN, behoeft daarom geen bespreking.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012