201110790/1/A2.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Drechterland,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2011, in zaak nr. 201102196/3/H2.
Bij uitspraak van 15 juni 2011, in zaak nr. 201102196/2/H2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2011 in zaak nr. 09/2744 bevestigd.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2011, verzet gedaan. De gronden van het verzet zijn aangevuld bij brieven van 19 juli 2011 en 8 augustus 2011.
Bij uitspraak van 21 september 2011, in zaak nr. 201102196/3/H2, heeft de Afdeling het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2011, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht, deze uitspraak te herzien. De gronden van het verzoek zijn aangevuld bij brieven van 25 november 2011 en 2 januari 2012.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 maart 2012, waar [verzoeker], in persoon, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, bezien in samenhang met artikel 46, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. [verzoeker] betoogt dat de Afdeling in haar uitspraak van 21 september 2011 ten onrechte de zaak waarin uitspraak is gedaan op 15 juni 2011 niet inhoudelijk heeft beoordeeld. [verzoeker] betoogt dat de Afdeling nu alsnog een inhoudelijk oordeel moet geven, zodat duidelijkheid over de bestemming van een door hem genoemd perceel ontstaat.
2.2.1. Herziening is alleen mogelijk op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. [verzoeker] heeft zodanige feiten of omstandigheden niet gesteld. De door hem aangedragen feiten en omstandigheden zijn door hem reeds ingebracht in de procedures die hebben geleid tot de eerdere genoemde uitspraken van de Afdeling, zodat deze zowel bij hem als bij de Afdeling bekend waren vóór deze uitspraken. Zijn betoog komt er overwegend op neer dat hij het niet eens is met de uitspraken van 15 juni 2011 en 21 september 2011. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012