Uitspraak
201202728/2/A1en het bedrag dat voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand dient te worden vergoed, in verband daarmee gelijkelijk over deze zaken zal worden verdeeld.
Raad van State
Op 28 september 2010 verleende het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen aan [vergunninghouder] een bouwvergunning voor het oprichten van een woning met berging op het perceel [locatie] te Haaksbergen, onder vrijstelling van het bestemmingsplan. [Wederpartij] maakte bezwaar tegen dit besluit, dat op 22 februari 2011 ongegrond werd verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Almelo, die op 8 februari 2012 het bezwaar gegrond verklaarde en het besluit van het college vernietigde. Het college ging in hoger beroep en verzocht de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter behandelde het verzoek op 12 april 2012. Het college, vertegenwoordigd door mr. drs. Hartman, G.E.M. Willemsen en R. ter Horst, en [wederpartij], bijgestaan door J.P.E. Baakman, waren aanwezig. Tevens was [vergunninghouder] gehoord. De voorzitter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen verdere strekking had dan het verzoek om het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep niet te verplichten een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De voorzitter concludeerde dat de aangevallen uitspraak niet zonder meer verplichtte tot het nemen van een projectbesluit of een wijziging van het bestemmingsplan.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het college werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij], die op € 437,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 april 2012.