Op 8 februari 2011 verleende het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen een bouwvergunning voor het oprichten van een schuur/berging op een perceel in Haaksbergen. Deze vergunning werd aangevochten door [wederpartij], die bezwaar maakte tegen het besluit. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 10 mei 2011. De rechtbank Almelo oordeelde echter op 8 februari 2012 dat het beroep van [wederpartij] gegrond was en vernietigde de vergunning. Hierop stelde het college hoger beroep in bij de Raad van State en vroeg om een voorlopige voorziening.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 12 april 2012. Het college werd vertegenwoordigd door mr. drs. Hartman, G.E.M. Willemsen en R. ter Horst, terwijl [wederpartij] werd bijgestaan door J.P.E. Baakman. Tijdens de zitting werd het verzoek om een voorlopige voorziening besproken, waarbij het college vroeg om uitstel van de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, zodat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoefden te nemen totdat het hoger beroep was behandeld.
De voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om de verzochte voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek werd afgewezen. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan [wederpartij], die op € 437,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 april 2012.