ECLI:NL:RVS:2012:BW4501

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111814/3/R4 en 201111814/4/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Zeeheldenkwartier 2010 en verzoek om voorlopige voorziening

Op 25 april 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Zeeheldenkwartier 2010" dat op 8 september 2011 door de raad van de gemeente Den Haag is vastgesteld. De appellant, wonend te Den Haag, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 februari 2012, waar de appellant bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. J.G. Hinnen, en de raad vertegenwoordigd was door mr. E.C.M. Schippers en mr. A.C. de Winter, beiden advocaat te Den Haag.

De voorzitter heeft vastgesteld dat het beroep van de appellant zich richt tegen de gewijzigde vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" voor een perceel naast Trompstraat 59 te Den Haag. De appellant betoogt dat de voorziene bebouwing in strijd is met het conserverende karakter van het bestemmingsplan en niet past in de omgeving. Hij vreest dat de realisatie van de woning het uitzicht vanuit zijn tuin verslechtert en schaduwwerking zal veroorzaken. Daarnaast maakt hij zich zorgen over de bereikbaarheid van het achtergelegen parkeerterrein.

De voorzitter heeft overwogen dat het plan een actualisatie van de planologische regeling betreft en dat de raad in redelijkheid rekening heeft kunnen houden met initiatieven die naar verwachting ter realisatie kunnen komen. De voorzitter concludeert dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bebouwing wat betreft massa en bouwhoogte aansluit bij de bestaande bebouwing. De vrees van de appellant dat het parkeerterrein voor omwonenden onbereikbaar wordt, is ongegrond, aangezien in de planregels is gewaarborgd dat de onderdoorgang naar het parkeerterrein blijft bestaan.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201111814/3/R4 en 201111814/4/R4.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
de raad van de gemeente den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Zeeheldenkwartier 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2011, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [appellant] de voorzitter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 februari 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers en mr. A.C. de Winter, beiden advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
De voorzitter heeft de behandeling van het verzoek en het beroep van [appellant] afgesplitst van de zaken nummers 201111814/1/R4 en 201111814/2/R4.
[appellant] en de raad hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Nadien heeft Exploitatiemaatschappij Zoma B.V., derdebelanghebbende, eveneens schriftelijk toestemming daartoe gegeven.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in een actualisatie van de planologische regeling voor de wijk het Zeeheldenkwartier te Den Haag.
2.3. Het beroep van [appellant] richt zich tegen de gewijzigde vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen", voor zover betrekking hebbend op het perceel naast Trompstraat 59 te Den Haag (hierna: het perceel), voor zover daarbij is voorzien in een bouwvlak.
Volgens [appellant] maakt het plandeel realisering van een bouwplan mogelijk, hetgeen volgens hem in strijd is met het conserverende karakter van het bestemmingsplan. Bovendien past het voorziene pand niet in de omgeving. Hij voert daartoe aan dat het pand in vier bouwlagen en een plat dak kan worden gerealiseerd, terwijl de bestaande panden drie bouwlagen hebben met een voor de omgeving karakteristieke kapverdieping. Dit klemt volgens hem temeer nu ter plaatse een bijzonder bouwregime geldt door de aanwijzing als beschermd stadsgezicht.
Verder betoogt [appellant] dat door de voorziene bebouwing het uitzicht vanuit zijn tuin verslechtert en dat de voorziene bebouwing schaduwwerking tot gevolg zal hebben. Ten slotte vreest [appellant] dat door de realisatie van de woning op het perceel het achtergelegen parkeerterrein voor omwonenden onbereikbaar wordt vanwege het voornemen van de initiatiefnemer om het parkeerterrein af te sluiten.
2.3.1. Het vorige plan voorzag voor het perceel in een bouwvlak. In het ontwerpplan is het bouwvlak abusievelijk wegbestemd. De raad is daarop geattendeerd door de initiatiefnemer die op grond van het vorige plan een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de bouw van een woning en in de naar voren gebrachte zienswijze heeft verzocht om een bouwvlak. Omdat het waarschijnlijk was dat de omgevingsvergunning zou worden verleend, is bij de vaststelling van het plan wederom een bouwvlak opgenomen, aldus de raad.
2.3.2. Op grond van de plantoelichting en de toelichting van de raad ter zitting stelt de voorzitter vast dat sprake is van een actualiserend plan en dat de raad daarbij als uitgangspunt heeft gehanteerd dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met initiatieven die naar verwachting ter realisatie kunnen komen. De voorzitter acht dit standpunt niet onredelijk. Gelet daarop heeft de raad bij de vaststelling van het plan in redelijkheid rekening kunnen houden met het bouwplan voor het perceel.
Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, volgt uit de cultuurhistorische orde-kaarten van de beschermde stadsgezichten die als bijlage bij de plantoelichting zijn gevoegd dat de bebouwing aan de Trompstraat afwijkt van de kenmerkende architectuur in de wijk het Zeeheldenkwartier. Gelet daarop is ter plaatse geen bijzonder bouwregime van toepassing. Voorts volgt uit het plan dat de toegestane maximale bouwhoogte van 13 m die geldt voor het perceel gelijk is aan de toegestane maximale bouwhoogte die geldt voor de naastgelegen percelen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de bebouwing aan de Trompstraat bestaat uit moderne, vierkant vormgegeven woningen met drie bouwlagen met aan de achterzijde een kleine kap en dat in de omgeving verscheidene panden met een plat dak aanwezig zijn. Gelet op deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bebouwing wat betreft massa en bouwhoogte aansluit bij de bestaande bebouwing en dat een woning zonder kapverdieping past in de omgeving.
De raad stelt dat aan de norm wat betreft bezonning wordt voldaan en dat de tuin van [appellant] op het zuiden ligt en aan de oost- en westzijde vrij is van bebouwing. Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat het perceel in een stedelijke woonomgeving ligt en dat de maximale toegestane bouwhoogte van de voorziene woning 3 m lager is dan de maximale toegestane bouwhoogte die ingevolge het vorige plan gold, is de voorzitter van oordeel dat het plandeel niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].
Voorts is in de planregels gewaarborgd dat de onderdoorgang naar het achtergelegen parkeerterrein blijft gehandhaafd. Gelet daarop is de vrees van [appellant] dat het parkeerterrein voor omwonenden onbereikbaar wordt, ongegrond.
2.3.3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.4. Het voorgaande in aanmerking genomen ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in de naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
472-718.