201202140/2/R1.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Hem, gemeente Drechterland,
verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van Drechterland,
verweerder.
Bij besluit van 10 januari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Buitengebied 2002, ten behoeve van perceel Hemmerbuurt 205 te Hem" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2012, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 april 2012, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. E.J. Woud, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door J. van den Bos, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord M.M. Hoff.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemming "Glastuinbouw" in de bestemming "Woningen met tuinen en erven" voor het perceel aan de Hemmerbuurt 205 (hierna: het perceel) en maakt het mogelijk ter plaatse een tweede woning te realiseren.
2.3. [verzoekers] kunnen zich niet verenigen met het plan. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen, verzoeken zij tot het treffen van een voorlopige voorziening. [verzoekers] betogen dat niet is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarde dat meer dan 1000 m² bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Voorts voeren zij aan dat het plan strijdig is met de Beleidsregels "Woningbouw in de linten" (hierna: de beleidsregels), omdat de tweede woning te dicht langs de zijdelingse perceelsgrens is geprojecteerd en de woning wat betreft ligging niet op de juiste wijze is ingepast in de lintstructuur. Daarnaast betogen [verzoekers] dat de extra woning hun woon- en leefklimaat onevenredig zal aantasten. Zij vrezen in dit verband een aantasting van hun privacy en vermindering van hun uitzicht.
2.4. Ingevolge artikel 5, lid 5.6, onder a, sub 2, van de planvoorschriften bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2004" zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Glastuinbouwbedrijven" te wijzigen in de bestemming "Woningen met tuinen en erven". Ingevolge lid 5.6, onder a, sub 3, geldt voor de wijziging in de bestemming "Woningen met tuinen en erven" dat minimaal 1000 m² van de agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen, wordt gesloopt.
In opdracht van [verzoekers] is door het bouwkundig adviesbureau Niels Gilling geïnventariseerd hoeveel oppervlakte aan bedrijfsbebouwing op het perceel is gesloopt. Op grond van de bouwvergunningen en bouwtekeningen van de gesloopte bedrijfsbebouwing komt het adviesbureau tot de conclusie dat 934,7 m² aan bedrijfbebouwing is gesloopt. Ter zitting is namens het college een bouwvergunning overgelegd die is verleend voor de loods van 260 m² die aan de westzijde van het perceel stond en inmiddels is gesloopt. Niet in geschil is dat het bouwkundig bureau deze bebouwing niet bij de inventarisatie heeft betrokken. Voorts is niet in geschil dat deze loods behoort tot het totaal aan te slopen bedrijfsbebouwing op het perceel. De totale oppervlakte aan gesloopte bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen, bedraagt derhalve in ieder geval 1194,7 m². Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre strijdig is met de wijzigingsvoorwaarde.
2.5. Op grond van de beleidsregels dient bij een nieuwe woning binnen de lintstructuur met een maximale frontbreedte tot 14 m een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 2 m te worden aangehouden.
Nu aan de gronden binnen het plangebied de bestemming "Woningen met tuinen en erven" is toegekend, is artikel 3 van de planvoorschriften bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2004" van toepassing. Ingevolge artikel 3, lid 3.3, onder a, sub 3, van deze voorschriften bedraagt de maximaal toegelaten frontbreedte van de woning 10 m. Op grond van de beleidsregels dient derhalve een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 2 m te worden aangehouden. Ter zitting is komen vast te staan dat de grens van het bouwvlak van de extra woning op een afstand van 3 m van de zijdelingse perceelsgrens is gelegen. Gelet hierop ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd met de desbetreffende beleidsregel is vastgesteld.
2.6. Op grond van de beleidsregels dient de positie van de voorgevel van de nieuwe woning voorts te worden gerelateerd aan die van de aangrenzende en omliggende bebouwing en aan de perceelsbreedte. De voorgevel van de woning mag maximaal 5 m achter de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens van de lintstructuur liggen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.3, onder a, sub 10, van de voorschriften bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2004" dienen woningen met de voorgevel in de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd, met uitzondering van woningen waarbij de afstand tussen de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens en de "voorste" perceelsgrens meer dan 5 m bedraagt, in welk geval de woning ten hoogste 5 m achter de naar de weg toegekeerde bebouwingsgrens mag worden gebouwd. Ter zitting heeft het college uiteengezet dat de voorgevels van de bestaande woningen op de percelen aan de Hemmerbuurt 203 en 205 niet recht op de weg zijn gericht. Gelet hierop is een bebouwingsgrens getrokken vanaf de dichtst bij de weg gelegen hoekpunten van deze woningen. Nu de afstand tussen de bebouwingsgrens en de perceelsgrens meer dan 5 m bedraagt, ligt het hoekpunt van het bouwvlak van de extra woning 5 m achter deze bebouwingslijn, aldus het college. Gelet hierop ziet de voorzitter in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de wijze waarop de woning is ingepast in de bestaande lintstructuur strijdig is met de desbetreffende beleidsregel.
2.7. Niet kan worden uitgesloten dat de privacy en het uitzicht van [verzoekers] enigszins zullen worden aangetast door de extra woning. Gelet op de afstand van ongeveer 15 m van hun woning tot aan de grens van het bouwvlak van de extra woning is de voorzitter van oordeel dat het college in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht behoefde toe te kennen aan de belangen van [verzoekers]. Daarbij acht de voorzitter van belang dat ten behoeve van de realisatie van de extra woning op het perceel bedrijfsbebouwing van forse omvang is gesloopt, zodat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan per saldo een landschappelijke verbetering tot gevolg heeft.
2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012