ECLI:NL:RVS:2012:BW4525

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201108654/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Enkhuizen-Gezondheidscentrum Molenweg en de gevolgen voor omwonenden

Op 10 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Enkhuizen het bestemmingsplan "Enkhuizen-Gezondheidscentrum Molenweg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, waaronder [appellante A] en [appellante B], beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 22 maart 2012, waarbij de appellanten werden bijgestaan door mr. drs. E.D.M. Knegt en ir. J.F.C. Kupers. De raad werd vertegenwoordigd door drs. J. Dekker en ing. M.J.M. Blankvoort, en de besloten vennootschap R&V Projectontwikkeling B.V. en stichting Woondiensten Enkhuizen waren ook aanwezig, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer.

De appellanten voerden aan dat het gezondheidscentrum niet aansluit bij de bestaande bebouwing en dat het zal leiden tot parkeerproblemen, geluidshinder, geurhinder, verlies van privacy en een verkeersonveilige situatie. De raad stelde echter dat de bouwhoogte van het gezondheidscentrum in overeenstemming is met de omgeving en dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de privacy. De raad concludeerde dat er voldoende behoefte is aan het gezondheidscentrum, dat de verkeerssituatie veilig is en dat de geluidseisen worden nageleefd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor het gezondheidscentrum niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De belangen van de omwonenden zijn afgewogen tegen de voordelen van het gezondheidscentrum, en de Afdeling vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van het akoestisch onderzoek. Het beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201108654/1/R2.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A] en [appellante B], gevestigd te Enkhuizen, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Enkhuizen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Enkhuizen-Gezondheidscentrum Molenweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2012, waar [appellanten] en anderen, bijgestaan door mr. drs. E.D.M. Knegt en door ir. J.F.C. Kupers, werkzaam bij Bureau Kupers & Niggebrugge, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door drs. J. Dekker, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ing. M.J.M. Blankvoort, werkzaam bij Caubergh-Huygen Raadgevende Ingeniers B.V., en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid R&V Projectontwikkeling B.V. en de stichting Stichting Woondiensten Enkhuizen, beiden vertegenwoordigd door mr. J.J. de Boer, advocaat te Hoorn.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de realisering van een gezondheidscentrum op de kruising van de Molenweg en de Postweg in Enkhuizen. [appellanten] en anderen zijn eigenaar van de panden [locatie 1] en [locatie 2] en [locatie 3].
2.2. [appellanten] en anderen richten zich in beroep tegen het plan. Zij voeren aan dat de toegestane omvang van het voorziene gezondheidscentrum niet aansluit bij de overige in de omgeving aanwezige bebouwing. Voorts stellen zij dat het gezondheidscentrum zal leiden tot parkeerproblemen, tot geluidhinder en tot geurhinder vanwege uitlaatgassen ter plaatse van de naastgelegen woningen. Tevens zal het plan leiden tot verlies van privacy en een toename van schaduw. Daarnaast stellen [appellanten] en anderen dat door het plan een verkeersonveilige situatie zal ontstaan op de Molenweg en dat voor het plan geen noodzaak bestaat. Ten onrechte is bovendien niet het door hen naar voren gebrachte alternatief in procedure gebracht, aldus [appellanten] en anderen.
2.2.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen ten behoeve van de lift en een vide een bouwhoogte van 12 meter is toegestaan, voor het overige is de maximaal toegestane bouwhoogte beperkt. Voorts is met het bouwen op de voorgevelrooilijn aangesloten bij de uitgangspunten van het beschermd stadsgezicht en neemt de totale oppervlakte aan bebouwing juist af. Gezien de afstanden van de voorziene bebouwing tot de nabijgelegen percelen, is er volgens de raad geen sprake van een onevenredige aantasting van de privacy. Voorts stelt de raad dat er geen parkeeroverlast zal zijn en dat er geen geurnormen gelden voor autoverkeer. Tevens wordt aan de geluidnormen voldaan en is de beperkte toename aan schaduwwerking voor drie woningen aan de Molenweg meegewogen in de belangenafweging. Over de verkeersveiligheid merkt de raad op dat de concentratie van voorzieningen dicht bij een bestaande supermarkt slechts een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben.
2.3. Over de behoefte is in hoofdstuk 1 van de plantoelichting vermeld dat in overleg met de huisartsen in de gemeente is besloten om alle individuele huisartsen onder te brengen in twee gezondheidscentra, waarvan één in de binnenstad. De betrokken huisartsen in de binnenstad hebben een voorkeur uitgesproken voor de locatie van het voormalige postkantoor aan de Molenweg. Tevens zullen het Westfries Gasthuis, de apotheek aan de Westerstraat en een aantal andere zorgaanbieders naar het te ontwikkelen gezondheidscentrum verhuizen. Enkele van deze zorgaanbieders hebben volgens hoofdstuk 4 van de plantoelichting een subregionale functie. De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat voldoende behoefte bestaat aan het gezondheidscentrum. Het feit dat in het gezondheidscentrum in de buitenwijk niet alle ruimtes worden gebruikt, maakt hiervoor geen verschil nu de twee gezondheidscentra op verschillende delen van Enkhuizen zijn gericht en voor het gezondheidscentrum in de binnenstad specifieke interesse bestaat.
2.4. Het bouwvlak binnen de bestemming "Maatschappelijk (M)" ligt op een afstand van ongeveer 5,5 meter ten westen van de percelen aan de Molenweg en op ongeveer dezelfde afstand ten zuiden van het perceel [locatie 1]. De afstand tussen het bouwvlak en de woningen aan de [locatie 1] en de Molenweg is ongeveer 17 meter. Ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef en sub c van de regels bezien in samenhang met de verbeelding, is binnen het bouwvlak ten westen van de woningen aan de Molenweg een bouwhoogte van maximaal 8 meter toegestaan.
2.4.1. Uit de verbeelding volgt dat het plan voorziet in wisselende bouwhoogtes voor het gezondheidscentrum tot maximaal 12 meter op het hoogste punt. Het in het plan voorziene gezondheidscentrum is derhalve op het hoogste punt hoger dan de omliggende woningen met een nokhoogte van 7 meter. Anders dan [appellanten] en anderen stellen, betekent dit niet zonder meer dat het gezondheidscentrum niet aansluit bij de in de omgeving aanwezige bebouwing. Voor het grootste gedeelte van het gezondheidscentrum geldt een maximale bouwhoogte van 8 meter, hetgeen aansluit bij de nokhoogte van de omliggende woningen. De raad heeft bovendien onweersproken toegelicht dat het voor de omliggende woningen geldende bestemmingsplan een hogere bouwhoogte toestaat. De maximale bouwhoogte van 12 meter geldt slechts voor een beperkt gedeelte van het voorziene gezondheidscentrum. Daarbij geldt dat met deze hoogte aansluiting is gezocht bij het ten zuiden van het voorziene gezondheidscentrum gelegen bankgebouw met een hoogte van ongeveer 10 meter. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het in het plan voorziene gezondheidscentrum in zoverre aansluit bij de overige in de omgeving aanwezige bebouwing.
2.4.2. Niet in geschil is dat de in het plan voorziene bebouwing zal leiden tot een toename van de schaduwwerking in de tuinen van de woningen aan de Molenweg 27 tot en met 31 en in de tuin van de woning aan de [locatie 1] en tot enige aantasting van de privacy van de bewoners van die woningen. Gezien de ligging van het plangebied in het centrum van Enkhuizen is de Afdeling echter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangen van de omwonenden niet onevenredig worden aangetast. Hierbij is in aanmerking genomen dat de raad heeft toegezegd dat de ramen van het gezondheidscentrum (gedeeltelijk) ondoorzichtig zullen worden gemaakt. De raad heeft dan ook in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de realisering van het gezondheidscentrum dan aan het belang van omwonenden bij het behoud van de bestaande situatie.
2.5. Over de verwachte verkeersbewegingen heeft de raad toegelicht dat voor de berekening van het 'worst case scenario' ervan is uitgegaan dat de geplande hoeveelheid parkeerplaatsen ieder uur gedurende twaalf uur per dag door andere auto's wordt bezet. Dit levert (46x12x2=) 1104 verkeersbewegingen op. In het verweerschrift heeft de raad echter onderbouwd dat dit aantal niet representatief is voor de nieuwe ontwikkeling. Op grond van de kencijfers van het CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (hierna: CROW) - zijn 11 parkeerplaatsen bedoeld voor gebruikers en personeel van het gezondheidscentrum. Op grond hiervan daalt het verwachte aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan met (11x11x2=) 242 per dag. Daarnaast heeft de raad onweersproken toegelicht dat het niet aannemelijk is dat de overige parkeerplaatsen wel ieder uur door een andere auto zullen worden bezet. Voorts heeft de raad uiteengezet en ter zitting nader toegelicht dat het verkeer zich naar verwachting over de toegangswegen zal verspreiden en dat de Molenweg hierbij niet de meest gebruikte toegangsweg zal zijn. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Molenweg breed genoeg is om het verkeer op een verkeersveilige manier af te wikkelen.
2.6. Ingevolge artikel 1, lid 25, van de regels, voor zover hier van belang, wordt in de regels onder medische en sociaal-medische dienstverlening verstaan werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van medische en/of sociaal-medische diensten aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van medische en socaal-medische dienstverlening, al dan niet in combinatie met ondergeschikte detailhandel, en een bibliotheek.
2.6.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 25, van de regels, is in het gezondheidscentrum uitsluitend dienstverlening toegestaan die op overwegend kantooruren plaatsvindt en is nachtverblijf hier niet toegestaan. De raad heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat het voorziene parkeerterrein na 19:00 uur is gesloten niet zal leiden tot parkeeroverlast. Voor zover [appellanten] en anderen stellen dat de in het plan voorziene bibliotheek avondopenstellingen kent, leidt dit niet tot een ander oordeel. Ingevolge artikel 3, lid 3.3, aanhef en onder c, van de regels heeft de voorziene bibliotheek een maximaal bruto vloeroppervlakte van 150 m². De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat hiermee niet meer dan een servicepoint van een bibliotheek wordt mogelijk gemaakt, waarvan niet te verwachten valt dat de verkeersaantrekkende werking in de avonduren zodanig zal zijn dat dit zal leiden tot parkeeroverlast.
2.7. Over de door [appellanten] en anderen gestelde geluidsoverlast overweegt de Afdeling dat in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), voor zover hier van belang, staat dat een gemengd gebied een gebied is met matige tot sterke functiemenging, waarbij direct naast woningen ook andere functies voorkomen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gelet op de ingebrachte luchtfoto van de omgeving van het plangebied, waaruit naar voren is gekomen dat in de omgeving ook andere functies voorkomen dan wonen zoals een supermarkt, een bank en kleinschalige dienstverlening in de vorm van winkels en horeca, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het voorziene gezondheidscentrum is gelegen binnen een gemengd gebied. Dit betekent dat op grond van de VNG-Brochure de richtafstand voor geluid van 10 meter niet hoeft te worden aangehouden.
2.7.1. De raad heeft daarnaast door Schoonderbeek en Partners Advies B.V. (hierna: SPA B.V.) akoestisch onderzoek laten verrichten naar de geluidsniveaus die het gezondheidscentrum zal veroorzaken bij de omliggende woningen, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Akoestisch onderzoek Gezondheidscentrum "Diligence" in Enkhuizen' van 30 november 2010, deels herzien bij rapport van 5 april 2011. In deze rapporten staat dat het plan voldoet aan de vereisten opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim). De raad heeft zich mede onder verwijzing naar deze rapporten op het standpunt gesteld dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Naar aanleiding van voormelde rapporten heeft Kupers en Niggebrugge in opdracht van [appellanten] en anderen het rapport 'Gezondheidscentrum Diligence te Enkhuizen, opmerkingen ten aanzien van akoestisch onderzoek 10493.N02C D.D. 5 april 2011 van Schoonderbeek en Partners Advies' van 3 augustus 2011 opgesteld (hierna: het tegenrapport). In het tegenrapport staat dat in de rapporten van SPA B.V. op verschillende onderdelen is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten.
De raad heeft als reactie op het door [appellanten] en anderen opgestelde tegenrapport het rapport 'Gezondheidscentrum Diligence in Enkhuizen, reactie op akoestisch rapport R0850242aaAO.jk' van SPA B.V. van 31 augustus 2011 en het rapport 'Juridisch advies bestemmingsplan Gezondheidscentrum te Enkhuizen' van Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs B.V. van 21 september 2011 overgelegd (hierna de nadere rapporten). In deze nadere rapporten worden de in het tegenrapport genoemde onjuiste uitgangspunten weerlegd en staat dat ruim kan worden voldaan aan de wettelijke geluidseisen die voor een gezondheidscentrum gelden.
In reactie op voormelde nadere rapporten heeft Kupers en Niggebrugge in opdracht van [appellanten] en anderen een tweede tegenrapport opgesteld waarin op enkele aan de orde gestelde uitgangspunten nader wordt ingegaan.
2.7.2. Nu de locatie van het in het plan voorziene gezondheidscentrum in overeenstemming is met de VNG-Brochure, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gezondheidscentrum niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de naastgelegen woningen, hetgeen ook volgt uit het in opdracht van de raad uitgevoerde akoestisch onderzoek en de nadere rapporten. Naar het oordeel van de Afdeling bieden de door [appellanten] en anderen overgelegde tegenrapporten van Kupers en Niggebrugge geen aanleiding voor een ander oordeel. Hiertoe overweegt de Afdeling het volgende.
[appellanten] en anderen hebben niet nader onderbouwd waarom voor een beoordeling van de uitkomsten van het onderzoek door SPA B.V. niet zou kunnen worden aangesloten bij de normen van het Barim. De raad heeft bij de beoordeling van de geluidsbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening dan ook in redelijkheid mogen aansluiten bij de normen uit het Barim.
Wat betreft de gebruikte bronnen heeft de raad ter zitting onweersproken toegelicht dat de onderbouwing van de bronwaarden van het overdekte parkeerterrein is opgenomen in bijlage 2 bij het akoestisch onderzoek. Voorts heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet mogelijk is om alle in het gebied voorkomende niet-relevante geluidsbronnen bij het akoestisch onderzoek te betrekken. Dit geldt hier in het bijzonder voor eventuele afvalcontainers en toekomstige mechanische ventilatie waarvan de precieze locaties nog onduidelijk zijn. Bovendien heeft de raad ter zitting gesteld dat het geluidsniveau dermate ruim onder de in artikel 2.17 van het Barim genoemde waarden blijft, dat eventuele niet-relevante bronnen hiervoor geen verschil kunnen maken. Dit hebben [appellanten] en anderen niet betwist. Gelet hierop bestaat in hetgeen [appellanten] en anderen naar voren hebben gebracht geen aanleiding voor het oordeel dat het akoestisch onderzoek op onjuiste of onvolledige invoergegevens is gebaseerd.
Over de berekeningen voeren [appellanten] en anderen aan dat ten onrechte niet de geluidsbelasting op de zijgevels van de woningen aan de Davidstraat 12 en 14 is berekend. De raad heeft hierover ter zitting nader toegelicht dat de geluidsbelasting op de achtergevels van die woningen is berekend en aanvaardbaar is bevonden. Vaststaat dat de afstand tussen de zijgevels van de woningen en het te verwachten verkeer groter is dan de afstand tussen de achtergevels en dat verkeer. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om te verwachten dat de geluidsbelasting op de zijgevels niet aanvaardbaar zal zijn.
[appellanten] en anderen hebben tevens naar voren gebracht dat bij het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met cumulatie van geluid. Hierover heeft de raad ter zitting onbetwist uiteengezet dat geen sprake kan zijn van cumulatie van geluid op de gevels van [appellanten] en anderen omdat de geluidsbelasting vanwege het gezondheidscentrum op een andere gevel wordt getoetst dan de eventuele geluidsbelasting van het verkeer op de Molenweg en het aan de overzijde van deze weg gelegen parkeerterrein. Voor zover [appellanten] en anderen bedoelen dat ten onrechte niet de geluidsbelasting van het verkeer op de Molenweg en het daaraan gelegen parkeerterrein op hun voorgevels is berekend, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op het deel van de Molenweg waaraan [appellanten] en anderen wonen niet zal leiden tot een significante toename van het verkeer. Gelet hierop heeft de raad dan ook in redelijkheid kunnen afzien van het berekenen van de geluidsbelasting van de Molenweg op de voorgevels van de huizen van [appellanten] en anderen.
Voorts hebben [appellanten] en anderen betoogd dat het geluidsniveau overdag ten onrechte alleen op een hoogte van 1,5 meter is getoetst, terwijl in sommige panden de woonruimtes zich op de eerste verdieping bevinden. De Afdeling overweegt hierover dat uit de rekenresultaten die zijn opgenomen in bijlage 7 bij het akoestisch onderzoek blijkt, dat voor de woningen aan de Molenweg het geluidsniveau overdag ook op een hoogte van 5 meter is berekend. Hoewel in het overzicht niet het adres [locatie 1] is opgenomen, is de Afdeling van oordeel dat de afstand vanaf die woning tot aan het plangebied vergelijkbaar is met de afstand tussen de woningen aan de Molenweg en het plangebied en dat de raad zich op de uitkomsten van het onderzoek heeft mogen baseren. Voorts blijkt uit die rekenresultaten dat overdag ook op die hoogte aan de normen van het Barim kan worden voldaan. Het betoog van [appellanten] en anderen faalt derhalve.
De raad heeft zich gelet op het vorenstaande bij zijn bestreden besluit mogen baseren op het uitgevoerde akoestisch onderzoek.
2.7.3. Gelet op de omstandigheid dat de geluidsbelasting ruim onder de normen uit het Barim zal blijven, heeft de raad zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor de woningen van [appellanten] en anderen ook een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd als zich na de realisering van het plan aan twee zijden van de woningen parkeerterreinen bevinden. Hierbij heeft de raad in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen aan de door [appellanten] en anderen gestelde mogelijke geurhinder door uitlaatgassen. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat er gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, waaruit blijkt dat de geluidsbelasting ruim onder de normen van het Barim blijft, geen aanleiding bestaat voor de verwachting dat in de tuinen bij de woningen van [appellanten] en anderen geen goed woon- en leefklimaat zal kunnen worden gegarandeerd.
2.8. Over de door [appellanten] en anderen naar voren gebrachte alternatieven overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft in zijn reactie op de zienswijze erop gewezen dat verschuiving van het bouwblok richting de Davidstraat niet wenselijk is omdat die woningen minder diepe tuinen hebben dan de woningen aan de Molenweg, waardoor de negatieve gevolgen voor de privacy onevenredig groot zullen zijn. Tevens heeft de raad erop gewezen dat de nadelige gevolgen van het plan in die zin zijn verdeeld dat de bewoners van de Molenweg en de Noorder Boerenvaart weliswaar meer last van schaduwwerking zullen hebben, maar dat de bewoners aan de Davidstraat meer last van geluid zullen hebben. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in voldoende mate de voor- en nadelen van alternatieven voor de situering van de bebouwing op het binnenterrein heeft afgewogen.
2.9. In hetgeen [appellanten] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012
545.