ECLI:NL:RVS:2012:BW4527

Raad van State

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203259/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Kos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bouwaanbouw Montfoort

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 april 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Montfoort had op 27 januari 2011 een verzoek van de wederpartij om handhavend op te treden tegen de bouw van een aanbouw op een perceel in Montfoort afgewezen. De wederpartij had hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het college op 5 april 2011 ongegrond was verklaard. De rechtbank Utrecht heeft op 9 maart 2012 het beroep van de wederpartij gegrond verklaard, het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 19 april 2012 ter zitting behandeld, waarbij zowel het college als de wederpartij aanwezig waren. De voorzitter overwoog dat voor de aanbouw een omgevingsvergunning vereist was en dat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep niet verplicht was om uitvoering te geven aan de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De voorzitter oordeelde dat het belang van het college bij het treffen van de gevraagde voorziening zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij een nieuw besluit.

De voorzitter heeft daarom besloten dat het college van burgemeester en wethouders van Montfoort geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de wederpartij, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201203259/2/A1.
Datum uitspraak: 27 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Montfoort,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 maart 2012 in zaak nr. 11/1552 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2011 heeft het college een verzoek van [wederpartij] om handhavend tegen de bouw van een aanbouw op het perceel [locatie] te Montfoort op te treden afgewezen.
Bij besluit van 5 april 2011 heeft het het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2012, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar het college, vertegenwoordigd door A. den Braven, en [wederpartij] in persoon zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], bijgestaan door ing. G.C.M. Verkleij, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat voor het oprichten van de door Leferink gebouwde aanbouw een omgevingsvergunning vereist was, omdat deze niet voldoet aan het bepaalde bij artikel 2, aanhef en onder 3, sub b en onder 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor).
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering aan de aangevallen uitspraak hoeft te geven. Ingevolge die uitspraak is het college gehouden een besluit te nemen dat het rechtens niet juist acht, nu het de door de rechtbank aan voormelde bepaling gegeven uitleg betwist, aldus het college.
2.3. Gelet op hetgeen het college in hoger beroep heeft aangevoerd, is voorshands niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak onverkort in stand zal blijven. Bovendien zal het nemen van een nieuw besluit met inachtneming van de overwegingen van de aangevallen uitspraak kunnen leiden tot het opleggen van een verplichting om de aanbouw te slopen. Onder deze omstandigheden weegt het belang bij het treffen van de gevraagde voorziening zwaarder dat van [wederpartij] bij een nieuw besluit, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
2.4. Het verzoek zal worden toegewezen in voege als hierna vermeld.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Montfoort geen nieuw besluit hoeft te nemen op het door [wederpartij] tegen zijn besluit van 27 januari 2011, kenmerk PR-11-14980/UIT/11-08934, gemaakte bezwaar, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2012
580.