ECLI:NL:RVS:2012:BW4536

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112866/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding van vervoerskosten voor hoogbegaafde leerling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, [appellant A] en [appellant B], tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen. De rechtbank had eerder het verzoek van appellanten om vergoeding van de kosten van het vervoer van hun hoogbegaafde zoon naar de Groningse Schoolvereniging afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van De Marne had op 3 november 2010 het verzoek om bekostiging van eigen vervoer afgewezen, met als argument dat de Groningse Schoolvereniging geen speciale school voor basisonderwijs is en dat er binnen een afstand van 6 km een andere reguliere school beschikbaar is.

Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde vervolgens dat het college terecht had gehandeld. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de hardheidsclausule van de Verordening leerlingenvervoer ten onrechte niet heeft toegepast en dat het college willekeurig heeft gehandeld door in andere gevallen wel bekostiging toe te staan.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 april 2012. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college niet verplicht was om de hardheidsclausule toe te passen en dat de rechtbank de motivering van het college terecht als voldoende heeft beoordeeld. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de basisschool Mandegoud niet in staat zou zijn om passend onderwijs te bieden aan hun zoon. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201112866/1/A2.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Kloosterburen, gemeente De Marne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 31 oktober 2011 in zaak nr. 11/617 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van De Marne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2010 heeft het college een verzoek van [appellanten] om vergoeding van de kosten van het vervoer van hun [zoon] naar en van de Groningse Schoolvereniging in Groningen afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2011 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 oktober 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar [appellant B], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door W.K. de Wind en A. Kruger, beiden werkzaam bij gemeente De Marne, en M. Kip, voorheen werkzaam bij de gemeente De Marne, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 29 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente De Marne 2011 kan het college in bijzondere gevallen, het vervoer onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen.
2.2. [appellanten] hebben voor het schooljaar 2010-2011 op 12 juli 2010 een aanvraag om bekostiging ingediend van eigen vervoer (per auto) voor vervoer van [zoon] van de ouderlijke woning in Kloosterburen naar de Groningse Schoolvereniging te Groningen. [appellanten] hebben aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat [zoon] hoogbegaafd is en dat de Leonardo-afdeling van de Groningse Schoolvereniging door de gerichtheid op hoogbegaafde kinderen, [zoon] passend onderwijs kan bieden.
Bij besluit van 3 november 2010 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de Groningse Schoolvereniging geen speciale school voor basisonderwijs is en het voor [zoon] mogelijk is om binnen een afstand van 6 km een andere reguliere school te bezoeken.
2.3. Niet in geschil is dat de Groningse Schoolvereniging geen speciale school voor basisonderwijs, maar een reguliere basisschool is. Voorts is niet in geschil dat de Verordening op het verzoek van toepassing is.
2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank het besluit van het college om de hardheidsclausule niet toe te passen ten onrechte terughoudend heeft getoetst. Zij voeren aan dat door het college onderzocht had moeten worden of basisschool Mandegoud werkelijk in staat is [zoon] onderwijs aan te bieden dat op zijn behoeften is afgestemd. Naar hun idee kan uit de herhaaldelijke weigering van de directie van basisschool Mandegoud om hen te informeren over de mogelijkheden voor een op [zoon] afgestemd leerprogramma worden afgeleid dat dit niet het geval is.
2.4.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2010 in zaak nr.
200908583/1/H2 en 200908583/2/H2terecht heeft overwogen dat het college toepassing kan geven aan artikel 29 van de Verordening, maar daartoe niet verplicht is, en dat gelet hierop een weigering van het college om deze bevoegdheid toe te passen evenals de motivering van deze weigering terughoudend getoetst dient te worden.
Het college heeft uit de verkregen informatie van de basisschool Mandegoud, waaronder de brief van 15 oktober 2010 waarin voor het passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen naar passages in de schoolgids wordt verwezen en verder een opsomming wordt gegeven van het aanbod dat men voor hoogbegaafde leerlingen kan realiseren, en de rapportage van CEDIN van het psychologisch onderzoek betreffende [zoon], afgeleid dat het mogelijk is aan [zoon] passend onderwijs aan te bieden. Dat basisschool Mandegoud [zoon], als gesteld, niet hetzelfde kan bieden als de Groningse Schoolvereniging, maakt niet dat het college zich ter motivering van de weigering de hardheidsclausule toe te passen niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, gelet op hetgeen basisschool Mandegoud met extra begeleiding aan [zoon] kan bieden, geen zodanig bijzondere omstandigheden bestaan, dat die tot afwijking van de in de Verordening gestelde criteria nopen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat nu het college zijn besluit heeft gebaseerd op de verkregen informatie van basisschool Mandegoud en de rapportage van CEDIN het aan [appellanten] was een rapport van een deskundige, bijvoorbeeld een psycholoog, over te leggen dat weerspreekt dat basisschool Mandegoud passend onderwijs voor [zoon] kan verzorgen.
Het betoog faalt.
2.5. [appellanten] betogen verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college de hardheidsclausule van artikel 29 van de Verordening willekeurig toepast. Zij voeren daartoe aan dat het college het vervoer van twee andere hoogbegaafde leerlingen wel heeft bekostigd. Nu het college [appellanten] niet in aanmerking heeft gebracht voor de bekostiging van het vervoer van [zoon] heeft het in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld, zo betogen zij.
2.5.1. Het college heeft aangevoerd dat de door [appellanten] bedoelde gevallen wezenlijk verschillen van hun geval. In het eerste geval is de hardheidsclausule toegepast omdat uit rapportages van een psycholoog en een jeugdarts bleek dat de leerling in kwestie psychische schade zou oplopen als hij op school niet binnen een groep van gelijken zou kunnen functioneren, in het tweede geval is de hardheidsclausule toegepast ten behoeve van een leerling met de diagnose PDDNOS en ADHD, waarvoor hij een cluster-4-indicatie heeft, in combinatie met hoogbegaafdheid. Van gelijke gevallen is gelet hierop geen sprake. De rechtbank heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel terecht verworpen. Het betoog faalt.
2.6. [appellanten] betogen ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat het college gehouden was hun erop te attenderen een deskundigenrapport over te leggen. Hadden zij geweten dat het overleggen van een deskundigenrapport voor toepassing van de hardheidsclausule relevant was, dan hadden zij dat zeker gedaan, aldus [appellanten].
2.6.1. Vooropgesteld wordt dat het op de weg van [appellanten] lag om de voor hun verzoek relevante stukken over te leggen. Het college heeft [appellanten] verder bij brief van 5 augustus 2010 erop geattendeerd dat het college mogelijk niet op de hoogte is van alle relevante feiten en belangen. Het noemt in voormelde brief psychologische rapporten als voorbeeld hiervan. Het college was niet gehouden te expliciteren dat deskundigenrapporten relevant kunnen zijn voor de toepassing van de hardheidsclausule. Dat [appellanten] geen deskundigenrapport hebben overgelegd komt daarom voor hun rekening en risico. Daarmee faalt ook dit betoog.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012
47-735.