201110985/1/A2.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Islamitisch Onderwijs Zaanstad (hierna: de SIOZ), gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
appellant,
de stichting Stichting Participatiefonds voor Onderwijs,
verweerder.
Bij besluit van 11 oktober 2010 heeft de stichting Stichting Participatiefonds voor het Onderwijs (hierna: het Participatiefonds) een verzoek van de SIOZ om de uitkeringskosten te vergoeden die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [betrokkene] afgewezen.
Bij besluit van 5 september 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft het Participatiefonds het door de SIOZ hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de SIOZ bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2011, beroep ingesteld.
Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar het Participatiefonds, vertegenwoordigd door mr. H.P. Coppens, werkzaam bij het Participatiefonds, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 138, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs worden op de bekostiging van de uitgaven voor het personeel in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet, tenzij het Participatiefonds op een daartoe strekkend verzoek, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds brengen van die kosten.
Ingevolge artikel 184, vierde lid, voor zover hier van belang, stelt het Participatiefonds regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 138, derde lid.
Het Participatiefonds heeft voor het schooljaar 2010-2011 het Reglement voor het Participatiefonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2010-2011 (hierna: het Reglement) opgesteld, dat in werking is getreden op 1 februari 2010 en betrekking heeft op ontslagen die zijn of worden geëffectueerd in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011.
Ingevolge artikel 6.1 van het Reglement, voor zover hier van belang, kan een vergoedingsverzoek alleen worden toegewezen indien het ontslag is verleend met inachtneming van het gestelde in artikel 7 tot en met 11.
Ingevolge artikel 6.2 is er sprake van eigen beleid indien het ontslag is verleend op andere dan in artikel 7 tot en met 11 genoemde gronden. Als er sprake is van eigen beleid wordt het vergoedingsverzoek afgewezen.
2.2. De SIOZ is op 14 april 2009 een vaststellingsovereenkomst aangegaan met betrokkene. In artikel 23 van deze vaststellingsovereenkomst is, voor zover hier van belang, vastgelegd dat de SIOZ het ontslag intrekt indien het UWV en/of Loyalis niet tot toekenning van een ongesanctioneerde werkeloosheidsuitkering aan betrokkene overgaan en de SIOZ en betrokkene niet binnen 30 dagen na het afwijzingsbesluit van het UWV tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing komen. Het dienstverband wordt dan onder dezelfde voorwaarden als voor de datum van ontslag met terugwerkende kracht hersteld.
2.3. De SIOZ heeft het Participatiefonds verzocht om de kosten die voortvloeien uit het ontslag van betrokkene per 1 augustus 2010 vanwege de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechtbank te Haarlem ten laste van het Participatiefonds te brengen.
2.4. Aan het besluit van 5 september 2011 heeft het Participatiefonds ten grondslag gelegd dat het betrokken ontslag het gevolg is van eigen beleid van de SIOZ. Het Participatiefonds leidt uit de vaststellingsovereenkomst af dat betrokkene bij de SIOZ herplaatst kan worden en stelt zich op het standpunt dat als herplaatsing mogelijk is, geen sprake kan zijn van onvermijdbaar ontslag.
2.5. De SIOZ betoogt dat het Participatiefonds ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake is van onvermijdbaar ontslag.
2.5.1. Dit betoog faalt. Gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst heeft het Participatiefonds zich terecht op het standpunt gesteld dat de oorzaak van het ontslag het gevolg is van eigen beleid in de zin van het Reglement, nu in de vaststellingsovereenkomst is voorzien in de mogelijkheid om het ontslag onder bepaalde omstandigheden in te trekken. Het Participatiefonds heeft het vergoedingsverzoek derhalve terecht op grond van artikel 6.1, gelezen in verbinding met artikel 6.2, van het Reglement afgewezen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012