ECLI:NL:RVS:2012:BW4554

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110911/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • E.A. Binnema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring projectplan dijkverbetering Diefdijklinie door Waterschap Rivierenland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het projectplan "dijkverbetering Diefdijklinie" door het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland, vastgesteld op 17 juni 2011. De goedkeuring werd verleend door de colleges van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, Gelderland en Utrecht op basis van de Waterwet. De appellant, wonend te Leerdam, heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, omdat hij zich niet kan verenigen met de locatie van het stabiliteitsscherm dat langs de Diefdijk is voorzien. Hij stelt dat de plaatsing van het scherm de op- en afrit van zijn perceel doorkruist en dat dit leidt tot de verwijdering van een karakteristieke fruitboom op zijn perceel.

De colleges hebben in hun verweerschrift aangegeven dat het stabiliteitsscherm zo is geplaatst dat de wegen niet worden doorkruist en dat oude fruitbomen zoveel mogelijk gespaard worden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 april 2012 behandeld. De appellant heeft zijn bezwaren toegelicht, terwijl de colleges en het waterschap Rivierenland hun standpunten hebben verdedigd.

De Afdeling overweegt dat de colleges niet bekend waren met de op- en afrit van het perceel van de appellant ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten. Hierdoor hebben zij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Echter, op basis van artikel 1.5 van de Crisis- en herstelwet kan een besluit in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat belanghebbenden niet zijn benadeeld. De Afdeling concludeert dat de voorgestelde locatie van het stabiliteitsscherm van de appellant vergelijkbaar is met de locatie in het projectplan, maar dat de door hem voorgestelde plaatsing mogelijk meer verkeersveiligheidsrisico's met zich meebrengt.

Uiteindelijk oordeelt de Afdeling dat de colleges het projectplan in redelijkheid hebben kunnen goedkeuren en verklaart het beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201110911/1/R4.
Datum uitspraak: 2 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Leerdam,
en
1. het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
2. het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
3. het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2011 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland het projectplan "dijkverbetering Diefdijklinie" vastgesteld.
Bij onderscheidenlijke besluiten van 28 juli 2011, 13 juli 2011 en 14 juli 2011, hebben het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, het college van gedeputeerde staten van Gelderland en het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna tezamen: de colleges) op grond van artikel 5.7, eerste lid, van de Waterwet bovengenoemd besluit goedgekeurd.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2011, beroep ingesteld.
De colleges hebben een verweerschrift ingediend.
Het waterschap Rivierenland heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2012, waar [appellant], en de colleges, vertegenwoordigd door mr. drs. S. Hoitinga, ing. J.A. Beijersbergen en O. Bongers, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het waterschap Rivierenland, vertegenwoordigd door mr. ing. R.M. van Berg en ing. A. de Fockert.
2. Overwegingen
2.1. Het projectplan voorziet in een versterking van de primaire waterkering de Diefdijklinie over een lengte van 8,1 kilometer. Hiermee wordt beoogd de waterkering te laten voldoen aan de veiligheidsnorm van een overschrijdingskans van 1/2000 per jaar die in bijlage II van de Waterwet is gesteld.
2.2. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In onderdeel 7.3 van bijlage I bij de Chw wordt de aanleg of wijziging van waterstaatswerken als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, zoals de waterkering de Diefdijklinie, aangemerkt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Chw. Gelet hierop is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op de voorliggende besluiten.
2.3. [appellant] kan zich niet verenigen met de locatie van het stabiliteitsscherm dat is voorzien langs de Diefdijk te Leerdam, ter hoogte van de woningen met de huisnummers [locatie 1] en [locatie 2]. Volgens hem is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat het scherm de op- en afrit van zijn perceel aan de [locatie 1] doorkruist. In dit verband stelt hij dat plaatsing van het scherm tot de verwijdering van beplanting, waaronder de karakteristieke fruitboom op zijn perceel, noodzaakt. [appellant] pleit om die redenen voor plaatsing van het stabiliteitsscherm evenwijdig aan de weg in de kruin van de dijk.
2.4. In navolging van het algemeen bestuur stellen de colleges zich op het standpunt dat het stabiliteitsscherm evenwijdig aan de Diefdijk en afbuigend langs de op- en afrit is geplaatst, zodat deze wegen niet worden doorkruist. Bij de plaatsing van het scherm worden oude fruitbomen zoveel mogelijk gespaard, maar in sommige gevallen is het onvermijdelijk om een of meerdere fruitbomen te rooien, aldus de colleges.
2.5. Gelet op de stukken en dit algemene verweer, waren de colleges in ieder geval ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten niet bekend met de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 1]. Aldus hebben de colleges niet onderkend dat als het scherm afbuigend langs de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 2] wordt gelegd, de op- en afrit van het perceel aan de [locatie 1] wordt doorkruist. Verder hebben de colleges geen onderzoek gedaan naar het door [appellant] voorgestelde alternatief, waarin - naar ter zitting is gebleken - de karakteristieke fruitboom op het perceel van [appellant] kan worden gespaard. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het onderdeel van het projectplan dat ziet op het ter hoogte van de [locatie 1] en [locatie 2] te Leerdam geplande stabiliteitscherm, niet met de vereiste zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht tot stand zijn gekomen. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om de schending van dit artikel met toepassing van artikel 1.5, eerste lid, van de Chw te passeren. Hiertoe overweegt zij als volgt.
2.6. Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Chw kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
2.7. Tussen partijen is niet in geschil dat het plaatsen van een stabiliteitsscherm noodzakelijk is vanuit het oogpunt van waterveiligheid. Partijen verschillen evenwel van mening over het antwoord op de vraag waar dit scherm het beste kan worden geplaatst. Zoals toegelicht in de schriftelijke uiteenzetting van het waterschap Rivierenland van 29 maart 2012, is de door [appellant] voorgestelde locatie voor de waterveiligheid vergelijkbaar met de in het projectplan opgenomen locatie voor het stabiliteitsscherm. In het alternatief van [appellant] worden evenwel twee op- en afritten, waarvan één is verhard, doorkruist in plaats van één onverharde op- en afrit. Een zogenoemde kattenrug, die ontstaat indien de grond rondom het scherm verzakt, kan alsdan op twee locaties optreden. Als bij de door [appellant] voorgestelde plaatsing kattenruggen ontstaan, dan levert dit bovendien een beperking op van de toegankelijkheid van de op- en afritten vanaf de weg en vice versa en van de verkeersveiligheid.
Vast staat dat ten behoeve van de plaatsing van het scherm zoals in het projectplan beoogd, de karakteristieke fruitboom van [appellant] zal moeten worden verwijderd. Aan deze omstandigheid hebben de colleges gelet op het vorenstaande evenwel geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen. Voorts is niet gebleken dat de colleges, indien zij op de hoogte waren geweest van de juiste feitelijke situatie en het alternatief van [appellant], wat betreft het onderdeel dat ziet op het ter hoogte van de [locatie 1] en [locatie 2] te Leerdam geplande stabiliteitscherm, goedkeuring hadden onthouden aan het projectplan. Gelet hierop is niet aannemelijk dat belanghebbenden door schending van artikel 3:2 van de Awb zijn benadeeld.
2.8. Gelet op al het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de colleges het projectplan in zoverre niet in redelijkheid hebben kunnen goedkeuren. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de bestreden besluiten in zoverre zijn voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant] is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Binnema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2012
589.