201200672/1/R4.
Datum uitspraak: 9 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B], beiden wonend te Boxtel, en de stichting Stichting A2-Platform Boxtel en Omstreken, gevestigd te Boxtel,
het college van burgemeester en wethouders van Boxtel,
verweerder.
Bij besluit van 29 december 2011 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Heijmans Infra Geïntegreerde Projecten B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het rooien van houtopstanden ten behoeve van de wegverbreding van de Rijksweg A2 Den Bosch-Eindhoven (trajectdeel Boxtel).
Tegen dit besluit hebben [appellant A], [appellant B] en de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2012, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2012, waar [appellant A], [appellant B] en de stichting, vertegenwoordigd door [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door M.W.C. Heesbeen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting verschenen Heijmans Infra Geïntegreerde Projecten B.V., vertegenwoordigd door W.H.M. Cornuyt en R. van den Dijssel, en de minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers en mr. R.S.J. Schmull, advocaten te Den Haag, en mr. M.D. van Gils, drs. ing. M.A.W.B. van der Vlies, ing. M. Merks en ir. H.R. Zweers, werkzaam bij het Ministerie.
2.1. Het bestreden besluit is voorbereid overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 van de Tracéwet.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel bevordert de minister van Infrastructuur en Milieu een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten op aanvragen om vergunningen en van de overige ambtshalve te nemen besluiten met het oog op de uitvoering van een tracébesluit.
Ingevolge het vierde lid, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van de in het tweede lid bedoelde besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing.
2.2. De omgevingsvergunning heeft betrekking op het kappen van vijf knotwilgen ter hoogte van Heult en vier zomereiken ter hoogte van de Vrilkhovenseweg te Liempde alsmede het verwijderen van begroeiing op een perceel ter hoogte van tankstation Ooiendonk te Liempde.
2.3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.4. Om belanghebbende te zijn bij een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van houtopstanden en het verwijderen van begroeiing dient een appellant een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In de regel kan slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de houtopstanden en begroeiing woont of vanuit zijn woning daarop zicht heeft.
2.5. Niet in geschil is dat [appellant A] en [appellant B] geen zicht hebben op de te kappen houtopstanden en de te verwijderen begroeiing. Voorts is niet weersproken dat zij op een afstand van ongeveer 2,9 kilometer van de te kappen knotwilgen, ongeveer 2,0 kilometer van de te kappen zomereiken en ongeveer 3,2 kilometer van de te verwijderen begroeiing wonen. Deze afstanden zijn naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Gelet hierop kunnen [appellant A] en [appellant B] niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt.
2.6. Het college betoogt dat de stichting niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb kan worden aangemerkt.
2.6.1. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.6.2. In artikel 2 van de statuten van de stichting is onder meer als doelstelling genoemd het controleren en handhaven van wet- en regelgeving, met name op het gebied van grote infrastructurele projecten en ecologische verbindingszones binnen de gemeente Boxtel en haar directe omgeving, en hiermee de humanitaire leefbaarheid en duurzaamheid bevorderen.
Gelet op deze doelstelling van de stichting, die territoriaal beperkt is, bezien in samenhang met haar feitelijke werkzaamheden, is de Afdeling van oordeel dat de stichting door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Zij kan als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb worden aangemerkt.
2.7. Ter zitting is bevestigd dat de bomen en begroeiing waarop het bestreden besluit betrekking heeft zijn gekapt en verwijderd. Gelet daarop heeft de stichting geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep, voor zover het door haar is ingesteld.
2.8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2012