201108444/1/A1.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 juni 2011 in zaak nr. 10/1534 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bag B.V.
Bij besluit van 27 november 2009 heeft het college geweigerd een projectbesluit te nemen ten behoeve van het plaatsen van twee geluidswanden en een mobiele menginstallatie op het perceel Industrieweg 1 te Susteren en heeft het geweigerd hiervoor aan BAG bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 21 september 2010 heeft het college het door BAG daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door BAG daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 september 2010 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 augustus 2011.
BAG heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. Pietermans en ir. M.E.J. Huyps, beiden werkzaam bij de gemeente, en BAG, vertegenwoordigd door mr. ing. R.P.H. Sangers, advocaat te Maastricht, en ing. A.H.W.M. Smits, zijn verschenen.
2.1. Het college betoogt dat de rechtbank het besluit van 21 september 2010 ten onrechte heeft vernietigd. Daartoe voert het aan dat de bedrijfsactiviteiten van BAG, voor zover het betreft de productie van Vandolith, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in strijd zijn met de ingevolge het bestemmingsplan "Industrieterrein Dieterderweg" op het perceel rustende bestemming "Industrie".
2.1.1. Bij de aangevallen uitspraak is het tegen het besluit van het college van 21 september 2010 ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Het college heeft geen belang bij een antwoord op de vraag of de rechtbank op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen. Dat antwoord, hoe het ook luidt, leidt immers voor het college niet tot een ander resultaat dan het met de weigering een projectbesluit te nemen en de weigering bouwvergunningen te verlenen heeft beoogd. Het oordeel van de rechtbank over de vraag of de bedrijfsactiviteiten van BAG, voor zover het betreft de productie van Vandolith, in overeenstemming zijn met de op het perceel rustende bestemming "Industrie", bindt het college in een volgende zaak niet. Het college is daarom niet gehouden in een andere procedure het in de onderhavige procedure door de rechtbank gegeven oordeel dat deze bedrijfsactiviteiten in overeenstemming zijn met de bestemming "Industrie" te volgen.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012