201203308/1/A1 en 201203308/2/A1.
Datum uitspraak: 10 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Vaassen, gemeente Epe,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 14 maart 2012 in de zaken nrs. 2012/145 en 2012/29 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Epe.
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college aan [vergunninghoudster] onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het oprichten van winkels en twaalf appartementen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te Vaassen, kadastraal bekend gemeente Vaassen, sectie C, nr. 3539.
Bij uitspraak van 14 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 april 2012. Voorts heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Rosmalen, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Kisjes en ing. J. Stijf, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, J. Meens en ing. D.R. van Vemde, gehoord.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellante] betoogt dat de voorzieningenrechter, door haar niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde beroep wegens het niet indienen van een zienswijze tegen het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning, heeft miskend dat in de publicatie van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit niet is vermeld, om welk huisnummer, dan wel kadastrale perceel het gaat en de bouwtekeningen die bij het besluit van 29 november 2011 behoren ingrijpend zijn gewijzigd ten opzichte van de ter inzage gelegde bouwtekeningen.
2.2.1. [appellante] heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat zij tijdens de terinzagelegging geen kennis heeft genomen van de publicatie van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit. Dat zij geen zienswijze heeft ingediend, is derhalve kennelijk niet het gevolg geweest van de inhoud van die publicatie, wat daar verder van zij. Dit geldt evenzeer voor de ter inzage gelegde bouwtekeningen. De voorzieningenrechter heeft terecht ook overigens geen grond gevonden voor het oordeel dat het [appellante] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2012