ECLI:NL:RVS:2012:BW5927

Raad van State

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203566/1/A1 en 201203566/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Kos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten te Someren

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 mei 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld door [appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te Someren, tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 maart 2012. De rechtbank had het beroep van de appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren, dat op 16 december 2011 een omgevingsvergunning had verleend voor de inpandige verbouwing van een woonboerderij en het gebruik ervan voor de huisvesting van maximaal 20 arbeidsmigranten, niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de afstand tussen de woningen van de appellanten en de woonboerderij te groot is om te concluderen dat hun belangen rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan niet zo groot is dat de appellanten direct in hun belangen worden geraakt. De voorzitter heeft ook overwogen dat [appellant C] geen belanghebbende is, omdat zijn woning niet grenst aan het perceel van de woonboerderij.

Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en het hoger beroep is ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201203566/1/A1 en 201203566/2/A1.
Datum uitspraak: 10 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te Someren, (hierna: [appellant] en anderen),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 maart 2012 in de zaken nrs. 11/4257 en 12/211 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Someren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor de inpandige verbouwing van de woonboerderij op het perceel [locatie] te Someren en het gebruik ervan ten behoeve van de huisvesting van maximaal 20 arbeidsmigranten.
Bij uitspraak van 29 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 april 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 april 2012. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college en [vergunninghouder] hebben een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2012, waar [appellant A] en [belanghebbende], bijgestaan door M.J.E. Driessen en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Kuijken en W.J.H.M. van Soerland, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. Y.A. Breunesse, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat hun belangen rechtstreeks bij het besluit van 16 december 2011 zijn betrokken.
2.2.1. Niet in geschil is dat de afstand tussen de woning van [appellant A] en [appellant B] en de woonboerderij 544 meter bedraagt en die tussen de woning van [appellant C] en de woonboerderij 251 meter. De rechtbank heeft deze afstanden terecht te groot geacht om deswege een rechtstreeks bij het besluit van 16 december 2011 betrokken belang aan te nemen. Voorts is gebleken dat vanuit de woningen slechts beperkt zicht op de woonboerderij bestaat, doordat tussen de woningen en de woonboerderij bebouwing en beplanting aanwezig zijn, zodat de rechtbank terecht ook hierin geen grond heeft gezien om zodanig belang aan te nemen.
Zij heeft voorts terecht overwogen dat de ruimtelijke uitstraling van het te realiseren bouwplan niet zo groot is, dat [appellant] en anderen daardoor niettemin direct in hun belangen worden geraakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het om een inpandige verbouwing gaat en om huisvesting in een pand waar een woonbestemming op rust.
Voor zover [appellant C] heeft aangevoerd dat zijn positie als naaste buurman meebrengt dat hij belanghebbende is, heeft de rechtbank evenzeer terecht in aanmerking genomen dat [appellant C] geen eigenaar, bewoner of anderszins zakelijk of persoonlijk gerechtigde is van een perceel dat grenst aan dat waarop de woonboerderij zich bevindt, nu zich tussen het perceel, waarop zijn woning zich bevindt en dat waarop de woonboerderij zich bevindt een ander perceel is gelegen. Dat hij, naar hij stelt, een zakelijke relatie heeft met de daarop geëxploiteerde onderneming, maakt dat niet anders.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2012
580.