201107376/1/A2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
stichting Stichting Scope Scholengroep (hierna: Scope), gevestigd te Alphen aan den Rijn,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 mei 2011 in zaken nrs. 10/298 en 10/330 in het geding tussen:
Scope en stichting Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Alphen aan de Rijn (hierna: Scala)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn.
Bij besluit van 18 maart 2009 heeft het college de leegstand in het schoolgebouw aan de Henri Dunantweg 1 te Alphen aan de Rijn (hierna: het schoolgebouw) per 1 augustus 2009 bestemd voor Scala, kenbaar gemaakt dat deze leegstand zo nodig van Scope zal worden gevorderd, het gebruik door Scala van de wissellocatie Sacharovlaan per 1 augustus 2010 beëindigd en de locatie per die datum in gebruik gegeven aan Scope.
Bij besluit van 2 juni 2009 heeft het college de leegstand in het schoolgebouw, met een bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) van 1.702 m² in het schooljaar 2009/2010 en 2.458 m² in de schooljaren 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013, van Scope gevorderd en in medegebruik gegeven aan Scala.
Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college met betrekking tot schooljaar 2009/2010 afgezien van het vorderen en in medegebruik geven van de leegstand in het schoolgebouw en in plaats daarvan, en rekening houdend met de 10%-regeling, aan Scala tien noodlokalen ter beschikking gesteld.
Bij besluit van 1 december 2009 heeft het college de door Scope en Scala tegen de besluiten van 18 maart, 2 juni en 7 juli 2009 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Scope daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, het door Scala daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, voor zover daarbij het bezwaar tegen het besluit van 7 juli 2009 ongegrond is verklaard, bepaald dat het college in zoverre een nieuw besluit op bezwaar neemt en het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Scope bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Scala heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2012, waar Scope, vertegenwoordigd door mr. J.A. Keijser, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.E.H. van Thoor, advocaat te Haarlem, en J. Peter, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Scala, vertegenwoordigd door [voorzitter] van het bestuur, bijgestaan door mr. V.G.A. Kellenaar, werkzaam bij adviesbureau Leeuwendaal, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 76b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: de WVO), voor zover hier van belang, draagt de gemeenteraad onderscheidenlijk het college ten behoeve van de gemeentelijke en van de andere dan gemeentelijke scholen zorg voor de voorzieningen in de huisvesting op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk.
Ingevolge artikel 76r, eerste lid, is het college bevoegd een gedeelte van een gebouw of terrein dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd als huisvesting voor een andere school te bestemmen. Het voorgenomen gebruik dient zich te verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Alphen aan de Rijn 2007 (hierna: de verordening) wordt een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma voor 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college.
Ingevolge het tweede lid besluit het college de aanvraag niet te behandelen, indien deze niet voor 1 februari is ingediend.
Ingevolge artikel 19 kan een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvestiging die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, worden ingediend bij het college.
Ingevolge artikel 29 kan het college overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school, indien:
a. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgens het gestelde in bijlage III, delen A en B, en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikel 6 of 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;
d. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school, of;
Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, voor zover hier van belang, is sprake van leegstand in een lesgebouw, wanneer het betreft een gebouw van een school voor voortgezet onderwijs, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte zoals berekend op basis van bijlage III, deel B, en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A, blijkt dat er een overschot is aan vierkante meters bvo, tenzij het bevoegd gezag op basis van het lesrooster of lesroosters voor het lopende of eerstkomende schooljaar aantoont dat er binnen het overschot aan vierkante meters bvo geen sprake is van onderbenutting van de onderwijsruimten.
Ingevolge artikel 3.3, van bijlage I, deel A, van de verordening, voor zover van belang, blijkt de noodzaak voor uitbreiding uit:
a. het feit dat er meer te huisvesten leerlingen aanwezig zijn dan de met tien procent verhoogde capaciteit van het gebouw of de gebouwen aangeeft […] en
2.2. Het college neemt het standpunt in dat het hoger beroep van Scope tegen de uitspraak van de rechtbank, voor zover die ziet op zaak nr. 10/298, niet-ontvankelijk is, omdat die zaak betrekking heeft op het plaatsen van noodlokalen ten behoeve van Scala en Scope daarbij geen belang heeft. Het aantal aan Scala toe te kennen noodlokalen kan evenwel ook van betekenis zijn voor de omvang van de van Scope te vorderen leegstand. Gelet op de onderlinge verwevenheid van beide zaken bestaat geen aanleiding het hoger beroep van Scope niet-ontvankelijk te verklaren, voor zover het is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank in zaak nr. 10/298.
2.3. Scope betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de hoorplicht, als bedoeld in artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft geschonden, nu het haar niet heeft gehoord naar aanleiding van haar bezwaren tegen het besluit van 2 juni 2009. De hoorzitting die plaatsvond op 16 juni 2009 had volgens haar uitsluitend betrekking op haar bezwaren tegen het besluit van 18 maart 2009, waarbij alleen voor het schooljaar 2009/2010 leegstand is gevorderd en haar voor de schooljaren daarna een andere huisvestingslocatie in het vooruitzicht is gesteld.
2.3.1. Het betoog faalt. De bezwaren van Scope tegen het besluit van 2 juni 2009 zijn nagenoeg gelijk aan de bezwaren tegen het besluit van 18 maart 2009. Voorts volgt uit het verslag van de hoorzitting dat het besluit van 2 juni 2009 daar aan de orde is gesteld, dat Scope haar bezwaren tegen dat besluit heeft toegelicht en dat het college en Scala daarop hebben gereageerd. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college de hoorplicht niet heeft geschonden.
2.4. Scope betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat Scala, gelet op de aan haar toegekende noodlokalen, geen tekort aan huisvestingscapaciteit had en het college daarom niet bevoegd was leegstand te vorderen en in medegebruik te geven aan Scala. Het college heeft de noodlokalen aan Scala ter beschikking gesteld, omdat medegebruik van het schoolgebouw in het jaar 2009/2010 niet haalbaar bleek. Anders dan Scope betoogt, bracht dat niet met zich dat deze lokalen in aanmerking dienden te worden genomen op het moment dat medegebruik van het schoolgebouw door Scala wel te realiseren was. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, stemt het gebruik van noodlokalen, indien zich leegstand voordoet, niet overeen met het uitgangspunt van de WVO en de verordening dat leegstand zoveel mogelijk moet worden voorkomen.
2.5. Scope betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het schoolgebouw geen leegstand kent, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, van de verordening. Zij voert hiertoe aan dat zij alle lokalen in gebruik heeft voor haar eigen leerlingen en dat deze lokalen zich niet goed lenen voor medegebruik, zodat de in die bepaling genoemde uitzondering van toepassing is. Het overschot aan vierkante meters bvo is volgens Scope te verklaren door de ongunstige bruto/netto vloeroppervlakte van het schoolgebouw, die mede het gevolg is van de brede gangen. Het college is volgens Scope niet bevoegd bouwkundige aanpassingen aan het schoolgebouw te verrichten teneinde het overschot aan vierkante meters bvo aan te kunnen wenden voor medegebruik. De rechtbank heeft dit miskend, aldus Scope.
2.5.1. Op grond van het hiervoor weergegeven artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, van de verordening is van leegstand sprake, indien uit de vergelijking van de ruimtebehoefte van een school en de capaciteit van het schoolgebouw volgt dat er een overschot is aan vierkante meters bvo. Dit is slechts anders indien binnen het overschot aan vierkante meters bvo er geen onderbenutting is van onderwijsruimten.
Voor het antwoord op de vraag of leegstand aan de orde is, is derhalve leidend of er in het schoolgebouw een overschot is aan vierkante meters bvo. Is dat het geval, dan is het college in beginsel bevoegd die ruimte te vorderen. Dat brengt voorts met zich dat het college, dat op grond van artikel 76b, eerste lid, van de WVO zorg draagt voor de voorzieningen in de huisvesting van scholen, in beginsel bevoegd is bouwkundige aanpassingen aan het schoolgebouw te verrichten om het medegebruik mogelijk te maken. Dat in het schoolgebouw een overschot aan vierkante meters bvo aanwezig is, wordt door Scope niet betwist. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college, nu die ruimte na de benodigde bouwkundige aanpassingen kan worden aangewend voor medegebruik, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het schoolgebouw leegstand aan de orde is. Dat het feitelijk niet mogelijk is het overschot aan vierkante meters bvo door middel van bouwkundige aanpassingen geschikt te maken voor medegebruik, zoals Scope ter zitting heeft gesteld, heeft zij niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt.
2.6. Scope betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de spoedaanvraag van Scala gelet op het karakter van de spoedprocedure uitsluitend betrekking kan hebben op het resterende schooljaar 2008/2009 dan wel schooljaar 2009/2010 en niet op de schooljaren daarna, waarvoor immers - aldus Scope - een reguliere aanvraag voor opneming van een voorziening in de huisvesting kan worden gedaan. Het college heeft derhalve ten onrechte besloten tot het in medegebruik geven van een gedeelte van het schoolgebouw in de schooljaren 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013, aldus Scope. Ten aanzien van deze jaren had het college bovendien de 10%-regeling, als bedoeld in artikel 3.3, van bijlage I, deel A, van de verordening moeten toepassen. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het college deze buiten beschouwing mocht laten, aldus Scope.
2.6.1. Uit artikel 19 van de verordening volgt dat een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvestiging die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, in afwijking van artikel 6 van de verordening ook na 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma bij het college kan worden ingediend. Dat de aanvraag van Scala op het moment van het indienen ervan geen uitstel kon lijden, zoals dat artikel vereist, wordt door Scope niet betwist. De aanvraag kon derhalve in behandeling worden genomen.
Het college heeft Scala vanwege haar structurele tekort aan huisvestingscapaciteit voor meerdere schooljaren een voorziening in de huisvesting toegekend. Het college heeft de spoedaanvraag vervolgens jaarlijks als reguliere aanvraag in behandeling genomen teneinde te bezien of de toegekende voorziening in het programma voorziening huisvesting kan worden opgenomen. Anders dan Scope betoogt, verzet de verordening zich er niet tegen dat het college aan Scala aldus na een aanvraag op grond van artikel 19 van de verordening voor meerdere jaren een voorziening in de huisvesting heeft toegekend vanwege haar structurele tekort aan huisvestingscapaciteit. Omdat het tekort aan huisvestingscapaciteit structureel is, heeft het college daarbij de 10%-regeling in redelijkheid buiten beschouwing kunnen laten.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012