201102339/1/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te 't Harde, gemeente Elburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Woonplan B.V. (hierna: Woonplan), gevestigd te De Bilt,
3. [appellant sub 3 A] en [appellante sub 3 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), beiden wonend te 't Harde, gemeente Elburg,
de raad van de gemeente Elburg,
verweerder.
Bij besluit van 31 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "'t Harde 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2011, Woonplan bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2011, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 1] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2011. [appellant sub 3] heeft zijn beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2012, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1], Woonplan, vertegenwoordigd door J. Aantjes, en de raad, vertegenwoordigd door mr. G. van der Hoorn, mr. J.D. Post, E. Riphagen, W. Vierhuizen en ing. G. Wagenaar, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de modernisering, actualisering en samenvoeging van verschillende bestemmingsplannen in één bestemmingsplan voor de bestaande kern 't Harde. Met het plan wordt onder meer beoogd woningbouw op de locatie Serpentino mogelijk te maken en door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bouw van een woning op het perceel Singel 17 mogelijk te maken.
2.2. [appellant sub 1] en anderen stellen dat onvoldoende gelegenheid is geboden voor overleg en inspraak in de voorprocedure.
2.2.1. Het voeren van overleg met omwonenden en het bieden van inspraak maken geen onderdeel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het ontbreken van overleg met, dan wel inspraak voor, [appellant sub 1] en anderen heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het plan. Het betoog faalt.
Woningbehoefte en economische uitvoerbaarheid
2.3. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat het plan economisch niet uitvoerbaar is, omdat geen behoefte bestaat aan de in het plan op de locatie Serpentino voorziene woningen. Volgens hen is het ten behoeve van dit project verrichte woningbehoefteonderzoek niet langer actueel en voorziet het woningbouwprogramma van de gemeente Elburg in een overschot aan woningen in de categorie "dure woningen".
[appellant sub 3] betoogt dat de bouw van de woningen op die locatie enkel om financiële redenen mogelijk wordt gemaakt. Met de opbrengst van de daar voorziene woningen wordt volgens [appellant sub 3] de bouw van de Multifunctionele Accommodatie (hierna: de MFA) gefinancierd.
2.3.1. De raad heeft erop gewezen dat het woningbouwprogramma voor deze locatie in samenhang met drie andere locaties binnen 't Harde tot stand is gekomen. Met dit totaalprogramma wordt volgens de raad uitvoering gegeven aan het Kwalitatief Woonprogramma van de provincie Gelderland (hierna: het KWP). Het KWP is tot stand gekomen op basis van een provinciaal woningbehoefteonderzoek. Naar aanleiding van het KWP is door onderzoeksbureau Companen een regionaal woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. Aan deze onderzoeken verbindt de raad de conclusie dat in Elburg een grote vraag bestaat naar dure eengezinswoningen en naar woningen die geschikt zijn voor senioren.
Het plan voorziet op de locatie Serpentino in 10 vrijstaande woningen, vallend in de categorie "dure woningen". De raad heeft gesteld dat in de gemeente Elburg een tekort is van 68 woningen in deze categorie. [appellant sub 1] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad onjuist is. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat in het woningbouwprogramma weliswaar een overschot aan te bouwen woningen is opgenomen, maar dat vooralsnog niet de volledige woningbehoefte is ingevuld. Hierbij heeft de raad gewezen op het duurdere en vrijstaande karakter van de 10 in het plan voorziene woningen, waardoor naar deze woningen in het bijzonder vraag bestaat. Ook hebben [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de huidige situatie op de woningmarkt ertoe leidt dat binnen de planperiode van 10 jaar geen behoefte meer zal bestaan aan woningen van deze categorie. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen en dat niet hoefde te worden getwijfeld aan de economische uitvoerbaarheid van het plan.
[appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de voorgenomen woningen slechts dienen om de MFA te financieren. Derhalve komt naar het oordeel van de Afdeling geen betekenis toe aan de financiële relatie tussen de voorgenomen woningbouw en de MFA.
Aantasting woon- en leefklimaat en parkeeroverlast
2.4. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] voeren aan dat hun woongenot zal worden aangetast door de hoogte van de voorgenomen bebouwing op de locatie Serpentino. Zij wijzen erop dat hun privacy en uitzicht zullen worden aangetast en dat zij geluid- en lichthinder zullen ondervinden ten gevolge van de voorgenomen bebouwing. Tevens betogen zij dat zij nadeel zullen ondervinden van een onevenredige vermindering van zoninval ten gevolge van de in het plan voorziene woningen. Zij bestrijden in dit kader de door de raad gehanteerde berekeningen.
Ook voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat zij parkeeroverlast zullen ondervinden van de in het plan voorziene woningen. Hierbij stellen zij dat zich als gevolg van de in het plan voorziene woningen een sterke toename van het aantal verkeersbewegingen zal voordoen en dat een gevaarlijke verkeerssituatie zal ontstaan.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat zich geen ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] zal voordoen. Voorts wijst de raad erop dat voldoende parkeerruimte beschikbaar is en dat ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen geen gevaarlijke verkeerssituatie zal ontstaan.
2.4.2. Niet in geschil is dat de locatie Serpentino zich in een woonomgeving bevindt, waar al verschillende soorten woningbouw aanwezig zijn. In de reactie van de raad op de ingediende zienswijzen erkent de raad dat zich enig verlies van uitzicht zal voordoen. De Afdeling overweegt, gelijk de raad ook heeft aangevoerd, dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. Voorts hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] niet aannemelijk gemaakt dat de in het plan voorziene woningen zullen leiden tot een onaanvaardbaar verlies van uitzicht. Gelet hierop faalt dit betoog.
Niet onaannemelijk is dat de privacy van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] in enige mate zal worden aangetast. In aanmerking genomen het karakter van de locatie Serpentino als woonwijk en gelet op de afstand tussen de bestaande en de voorgenomen bebouwing alsmede op de onderlinge afstand tussen de vrijstaande woningen, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat aan deze bezwaren overwegende betekenis had moeten worden toegekend.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] hebben hun stelling dat zij geluid- en lichthinder van de voorgenomen woningen zullen ondervinden, niet nader toegelicht. Reeds hierom kan dit betoog niet slagen.
Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] dat ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen de zoninval op hun percelen sterk zal verminderen, overweegt de Afdeling het volgende. De raad beroept zich op dit punt op de in 2008 door Oldenhuis Architectuur B.V. opgestelde "Zonnestudie Serpentino 't Harde" (hierna: de zonnestudie). Volgens [appellant sub 1] en anderen vertoont de zonnestudie gebreken. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in de eerste versie van de zonnestudie de hoogte van een ter plaatse aanwezige bungalow onjuist was opgenomen. Deze fout is onderkend en hersteld. Ook heeft de raad toegelicht dat de opsteller van de zonnestudie naar aanleiding van voornoemde stelling van [appellant sub 1] en anderen de gecorrigeerde zonnestudie heeft gecontroleerd en daar overigens geen fouten in heeft aangetroffen.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting en op basis van de gecorrigeerde zonnestudie komt de Afdeling tot de conclusie dat voor zover zich een verslechtering van de bezonning van de percelen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] zal voordoen, deze verslechtering niet zodanig is dat het belang van [appellant sub 1] en anderen bij een ongewijzigde bezonning van hun percelen niet ondergeschikt kon worden geacht aan de met het plan gediende belangen. [appellant sub 1] en anderen hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat zich andere gebreken dan wel een leemte in kennis in de zonnestudie bevinden. De raad heeft derhalve in redelijkheid van de zonnestudie uit kunnen gaan. Gelet hierop faalt dit betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3].
2.4.3. Ten aanzien van de door [appellant sub 1] en anderen gevreesde parkeeroverlast stelt de raad zich op het standpunt dat in het plan rekening is gehouden met de landelijke ASVV-parkeernormen (hierna: de parkeernormen). Volgens de raad moeten volgens de parkeernormen 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De raad heeft in de reactie op de zienswijze van [appellant sub 1] en anderen toegelicht dat 10 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd en 9 parkeerplaatsen op de rijbaan van de Serpentino zijn voorzien. De 3 ontbrekende parkeerplaatsen zullen als optie op eigen terrein aan de kopers van de voorziene woningen worden aangeboden. Ook zijn er 3 parkeerplaatsen op de Granietstraat beschikbaar, aldus de raad. Voorts heeft de raad ten aanzien van de gevreesde verkeersoverlast gesteld dat de toename van het aantal verkeersbewegingen beperkt zal blijven in verhouding tot het huidige aantal verkeersbewegingen. De raad wijst er hierbij op dat zich in de laatste 10 jaar op deze locatie slechts één geregistreerd ongeval heeft voorgedaan. Deze standpunten van de raad zijn door [appellant sub 1] en anderen niet weersproken.
De stelling van de raad dat het plan geen ernstige parkeerhinder met zich zal brengen en dat geen gevaarlijke verkeerssituatie zal ontstaan, acht de Afdeling gelet op het voorgaande niet onaannemelijk. Gelet hierop faalt het betoog van [appellant sub 1] en anderen.
Natuurwaarden en groencompensatie
2.5. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de bouw en de aanwezigheid van de woningen een negatief effect kunnen hebben op het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Veluwe" (hierna: het Natura 2000-gebied). [appellant sub 3] stelt dat de in het plan voorziene woningbouw de ecologische zone, waar de groenstrook op de locatie Serpentino deel van uitmaakt, zal aantasten.
2.5.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de groenstrook die ten behoeve van de woningbouw zal worden gekapt niet in het Natura 2000-gebied ligt en dat de kap van die bomen geen significante effecten op het Natura 2000-gebied zal hebben. Voorts zal de voorgenomen woningbouw volgens de raad geen significante effecten hebben op de ecologische zone.
2.5.2. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 24 augustus 2011, in zaak nr.
201008368/1/R2, de beroepen die waren ingesteld tegen de door het college van gedeputeerde staten van Gelderland krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleende vergunning voor de bouw van 10 woningen op de locatie Serpentino, ongegrond verklaard. In voormelde uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat het college van gedeputeerde staten zich op basis van een daarnaar verricht onderzoek in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woningbouw op de groenstrook geen significante gevolgen zal hebben voor het Natura 2000-gebied, nu volgens dat onderzoek geen ecologische relatie bestaat tussen het Natura 2000-gebied en de woningbouwlocatie. Ten aanzien van het bij het bestreden besluit vastgestelde plan bestaat geen aanleiding hier anders over te oordelen. Voorts heeft [appellant sub 3] niet aannemelijk gemaakt dat de woningbouw op de groenstrook anderszins nadelige gevolgen zal hebben voor de in de buurt van de woningbouwlocatie aanwezige natuurwaarden. Gelet hierop falen de betogen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3].
2.6. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen dat ten onrechte niet is voorzien in groencompensatie, nu de compenserende groenvoorziening al was opgenomen op een andere bouwlocatie in het uitbreidingsplan "Heidezoom" voordat was besloten over de kap van groen ten behoeve van het voorliggende plan. Zij wijzen erop dat voor zover is voorzien in groencompensatie, zij als bewoners van de Serpentino, de Marmerstraat en de Romano daar niets van terugzien, nu die niet in dit plan is geregeld.
2.6.1. De raad wijst erop dat groencompensatie ten behoeve van de kap van beplanting voor de in het plan voorziene woningbouw, in combinatie met compensatie voor de realisering van het uitbreidingsplan "Heidezoom", inmiddels heeft plaatsgevonden op een locatie aan de Bovenweg in 't Harde. De groencompensatie heeft derhalve plaatsgevonden in het voorliggende plan. [appellant sub 1] en anderen hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat deze stelling van de raad onjuist is. Dat [appellant sub 1] en anderen zelf geen zicht hebben op de groenvoorziening die als compensatie dient, doet daar niet aan af. Derhalve faalt dit betoog.
2.7. [appellant sub 3] wijst op de brief van het college van burgemeester en wethouders van Elburg van 1 oktober 2002. Volgens hem is in die brief de toezegging gedaan dat een deel van de groenstrook achter de woningen aan de Romano zal worden verkocht en dat het overige deel van de groenstrook als openbaar groen zal worden gehandhaafd.
2.7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat aan de brief van 1 oktober 2002 geen blijvende rechten kunnen worden ontleend.
2.7.2. In de brief van 1 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders [appellant sub 3] de mogelijkheid geboden een deel van de groenstrook achter zijn woning te kopen. Ook heeft het college in die brief geschreven dat het overige deel van de groenstrook als openbaar groen gehandhaafd zou blijven.
Over het betoog van [appellant sub 3] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij de raad. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Alternatievenonderzoek en planschade
2.8. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat alternatieven voor het plan onvoldoende zijn onderzocht. Ook stellen [appellant sub 1] en anderen zich op het standpunt dat zich een waardevermindering van hun percelen zal voordoen.
2.8.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. In de gemeentelijke Visie wonen en werken zijn verschillende mogelijke bouwlocaties in Elburg bezien, waarna voor de locatie in het voorliggende plan is gekozen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat alternatieven zijn bezien, maar dat voor de locatie Serpentino geen reële alternatieven zijn gevonden.
2.8.2. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.9. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] zijn ongegrond.
2.10. Woonplan kan zich niet verenigen met de bestemming "Wonen" voor het perceel Singel 17 en met de wijzigingsbevoegdheid om daar de bouw van een woning mogelijk te maken, nu op dat perceel volgens Woonplan ten onrechte geen directe bouwmogelijkheid is opgenomen. Voorts stelt Woonplan dat een wethouder in het verleden de toezegging heeft gedaan dat op het perceel Singel 17 een directe bouwmogelijkheid zou worden opgenomen.
2.10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het noodzakelijk is om te volstaan met deze wijzigingsbevoegdheid, omdat voor deze locatie nog geen onderzoeken zijn verricht naar de gevolgen van woningbouw voor het milieu.
2.10.2. Uit de verbeelding, gelezen in samenhang met de artikelen 25 en 32 van de planregels, volgt dat het perceel Singel 17 de bestemming "Wonen" en de gebiedsaanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 3" heeft. Het perceel Singel 17 heeft geen bouwvlak en derhalve geen directe bouwmogelijkheid. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder c, van de planregels heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestemming binnen deze gebiedsaanduiding te wijzigen ten behoeve van de bouw van één woning.
De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, gegeven het feit dat de raad op zichzelf tegemoet is gekomen aan de wens van Woonplan om de bestemming "Wonen" aan het perceel toe te kennen, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gebiedsaanduiding en wijzigingsbevoegdheid noodzakelijk zijn omdat nog geen onderzoek is verricht naar de mogelijke gevolgen voor het milieu van woningbouw op deze locatie.
Over het betoog van Woonplan dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat, nog daargelaten dat enige door een wethouder gedane toezegging niet aannemelijk is gemaakt, in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een wethouder, maar bij de raad. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Gelet op het voorgaande faalt het betoog van Woonplan.
2.11. In hetgeen Woonplan heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van Woonplan is ongegrond.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012