ECLI:NL:RVS:2012:BW6331

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202452/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over revisievergunning voor vleeskuikenhouderij te Beuningen

Op 15 mei 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Losser, dat op 24 januari 2012 een revisievergunning had verleend voor een vleeskuikenhouderij aan de [locatie] te Beuningen. Dit besluit werd op 1 februari 2012 ter inzage gelegd. De verzoeker, wonend te Beuningen, heeft op 13 maart 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 1 mei 2012, waar de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. C. van Ginkel, en het college door ing. M.M. Busscher en G.J. Haverkamp. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft ook opgemerkt dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet van toepassing is op dit geding, omdat de aanvraag om vergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat de vergunning onder meer betrekking heeft op de bouw van nieuwe stallen voor vleeskuikens, waarvoor nog geen beslissing was genomen. De voorzitter heeft de belangen van de betrokken partijen afgewogen en besloten om het bestreden besluit te schorsen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker en is gelast dat de gemeente Losser het griffierecht vergoedt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 mei 2012.

Uitspraak

201202452/2/A4.
Datum uitspraak: 15 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Beuningen, gemeente Losser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Losser,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft het college aan [vergunninghouder] een een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een vleeskuikenhouderij aan de [locatie] te Beuningen. Dit besluit is op 1 februari 2012 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2012, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft voorts bij brief, bij de Raad van State eveneens ingekomen op 13 maart 2012, de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 mei 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. C. van Ginkel, en het college, vertegenwoordigd door ing. M.M. Busscher en G.J. Haverkamp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om vergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2.3. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat de bij het bestreden besluit verleende vergunning onder meer ziet op de bouw van nieuwe stallen voor vleeskuikens en dat voor het bouwen daarvan een vergunning vereist is. Op de aanvraag daartoe is nog niet beslist, maar de verwachting is dat dit wel binnen enkele weken zal gebeuren. Van de zijde van het college is voorts ter zitting onweersproken verklaard dat [vergunninghouder] te kennen heeft gegeven dat, ook indien die vergunning wordt verleend, hij de stallen niet zal gaan bouwen, totdat de verleende revisievergunning onherroepelijk is. In het licht van deze omstandigheden ziet de voorzitter, mede in aanmerking genomen dat [vergunninghouder] dit wegens zijn afwezigheid ter zitting niet heeft bevestigd, na afweging van alle betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Daarbij merkt de voorzitter ter voorlichting van partijen op dat de schorsing van het bestreden besluit doorloopt, totdat de Afdeling op het daartegen ingestelde beroep heeft beslist.
2.4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Losser van 24 januari 2012, kenmerk 10.0015069;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Losser tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,12 (zegge: eenenvijftig euro en twaalf cent);
III. gelast dat de gemeente Losser aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2012
457-742.