ECLI:NL:RVS:2012:BW6339

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203380/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Kwakkenbergweg 33 te Nijmegen

Op 15 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Nijmegen het bestemmingsplan "Broersveld-Kwakkenberg 1971-74 (Kwakkenbergweg 33)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te Nijmegen, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 2 april 2012 hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, die op 2 mei 2012 ter zitting is behandeld. Verzoekers, bijgestaan door mr. B.T. Arnts, stelden dat het groene karakter van de Kwakkenbergweg door het plan zou worden aangetast en dat er geen ontheffing was verleend van de provinciale verordening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de omgevingsvergunning voor het vellen van bomen onafhankelijk van het bestemmingsplan kan worden verleend. De voorzitter concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een significante aantasting van het groene karakter van de Kwakkenbergweg. De voorzitter heeft ook de verkeersveiligheid beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende mogelijkheden zijn voor een veilige ontsluiting van het Montessori-terrein. Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen onverwijlde spoed was die dit vereiste. De beslissing werd op 16 mei 2012 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201203380/2/R2.
Datum uitspraak: 16 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Nijmegen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Broersveld-Kwakkenberg 1971-74 (Kwakkenbergweg 33)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 april 2012, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2012, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. B.T. Arnts, en de raad, vertegenwoordigd door ing. D.A. te Braake en ing. S. Wolff, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het Montessori College Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en [waarnemend rector] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de uitbreiding van een van de bestaande locaties van het Montessori College Nijmegen en deze locatie ligt aan de Kwakkenbergweg nr. 33 in Nijmegen. Vanwege de voorziene nieuwbouw zullen 11 bomen en 1.150 m2 overige houtopstand worden gekapt in het plangebied, waarvoor op 7 maart 2012 een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand is verleend.
2.3. Voor zover het verzoek van [verzoekers] om een voorlopige voorziening is ingegeven vanuit de gedachte dat schorsing van het voorliggende plan het kappen van de bewuste bomen kan beletten, overweegt de voorzitter dat een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand onafhankelijk van het planologische regime kan worden verleend. Hierin kan in dit geval dan ook geen aanleiding worden gevonden om het gehele plan of delen daarvan te schorsen.
2.4. In het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening betogen [verzoekers] in het bijzonder dat het groene karakter van de Kwakkenbergweg door het plan zal worden aangetast. Daarbij wijzen zij erop dat het plangebied in de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: de EHS) ligt en dat ten onrechte geen ontheffing is verleend van de provinciale verordening. Voorts betogen zij aan het plan voorziet in onnodig massale nieuwe gebouwen op het Montessori-terrein, wat ook ten koste van de groene omgeving zal gaan. Tevens leidt het plan - door toename van het aantal leerlingen op deze locatie - volgens [verzoekers] tot een onveilige verkeerssituatie op de Kwakkenbergweg ter hoogte van het Montessori College.
2.5. Het plangebied ligt in een EHS-verwevingsgebied. Op grond van het Streekplan Gelderland 2005 geldt voor gebieden binnen de EHS de "nee, tenzij"-benadering. Dit houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Niet in geschil is dat de Kwakkenbergweg in de huidige situatie een groen karakter heeft. Daargelaten de vraag of het plangebied onderdeel vormt van de zogenoemde "groene lob Mariënboom", is de voorzitter is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een significante aantasting van de kenmerken van het gebied. In dit verband is van belang dat het grootste deel van de bestaande bomen en houtwallen op het Montessori-terrein behouden zullen blijven, blijkens het groencompensatieplan meer bomen en houtwallen zullen worden herplant dan worden gekapt en dat ter zitting namens de raad is bevestigd dat de bestaande bomenrij langs de Kwakkenbergweg die binnen het plangebied ligt eveneens zal worden gehandhaafd.
Gezien het voorgaande hebben [verzoekers] niet aannemelijk gemaakt dat het plan tot een wezenlijke aantasting van het groene karakter van de Kwakkenbergweg zal leiden. Anders dan [verzoekers] betogen behoefde voor het plan hierdoor ook geen ontheffing van de Ruimtelijke Verordening Gelderland te worden verleend door het college van gedeputeerde staten van Gelderland.
2.6. Blijkens de verbeelding zal de nieuwe bebouwing vooral in het westelijke - nu nog grotendeels onbebouwde - deel van het plangebied worden opgericht. In het oostelijke deel van het plangebied zijn drie bouwvlakken aangegeven op plaatsen waar reeds schoolgebouwen aanwezig zijn en aan de oostelijke zijde worden slechts in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden mogelijk gemaakt.
In het westelijke deel van het plangebied is één nieuw bouwvlak voorzien met een getrapt aflopende bouwhoogte in de richting van de Kwakkenbergweg, waarbij de maximale bouwhoogte verloopt van 18,5 meter naar 5 meter. Dit nieuwe bouwvlak is op ongeveer 25 meter van de Kwakkenbergweg gelegen. Verder zullen een aantal bestaande kleinere gebouwen op het Montessori-terrein worden gesloopt. Het feit dat de nieuwe schoolgebouwen op het Montessori-terrein - uitgaande van ongeveer 1.400 leerlingen - groter worden dan op basis van de daarvoor geldende huisvestingsnormen strikt noodzakelijk is, betekent naar het oordeel van de voorzitter niet dat de nieuwbouw daardoor onnodig groot zal zijn. Hierbij betrekt de voorzitter dat door de raad aannemelijk is gemaakt dat de specifieke vorm waarin het Montessori-onderwijs wordt gegeven een ruimere huisvesting vergt dan andere vormen van onderwijs. Bovendien is de huisvestingsnorm ten aanzien van de aan te houden oppervlakte zoals opgenomen in het Bouwbesluit een minimumnorm en geen maximumnorm.
De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, nu de toegestane bouwhoogtes het laagst zijn voor de bebouwing die het dichtst bij de Kwakkenbergweg is gesitueerd, de bebouwing op enige afstand van de Kwakkenbergweg ligt en de bebouwing is opgedeeld in meerdere kleinere bouwvlakken in plaats van één groot bouwvlak, de bebouwing minder volumineus zal ogen vanaf de Kwakkenbergweg en dat hierdoor in het plangebied tevens voldoende ruimte overblijft rondom de gebouwen om het groene karakter van de omgeving te behouden. Dit is ook planologisch verzekerd door aan omvangrijke delen van het plangebied de bestemming "Bos" toe te kennen.
2.7. Ten aanzien van de verkeersveiligheid is ter zitting namens de raad toegelicht dat bij het Montessori College aan de Kwakkenbergweg een gescheiden in- en uitrit voor autoverkeer en fietsers zal worden aangelegd. Het plan voorziet in de mogelijkheid voor gescheiden in- en uitritten. Aan de zuidkant van het plangebied is binnen de bestemming "Verkeer" de aanduiding 'ontsluiting' (os) opgenomen. Ingevolge artikel 5.1, onder b, van de planregels is de bestaande weg - het Beukenlaantje - ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend bestemd voor een ontsluitingsweg. Aangezien dit plandeel ongeveer 8 meter breed is, biedt het plan de mogelijkheid om bij de ontsluiting op de Kwakkenbergweg gescheiden in- en uitritten te realiseren ter hoogte van het Beukenlaantje. Bovendien is aan de noordkant van het plangebied binnen de bestemming "Bos" tweemaal de aanduiding 'ontsluiting' (os) opgenomen. Ingevolge artikel 3.1, onder c, van de planregels is ter plaatse van deze aanduiding een in- en uitrit toegestaan, waardoor ook twee ontsluitingen op de Lindelaan mogelijk zijn.
Wat betreft de gestelde verkeersonveiligheid als gevolg van een toename van het aantal fietsers op de Kwakkenbergweg, overweegt de voorzitter dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid geen onaanvaardbare situatie zal ontstaan. Hierbij heeft de raad belang mogen hechten aan het feit dat de Kwakkenbergweg een relatief rustige gebiedsontsluitingsweg is, hetgeen door [verzoekers] ontoereikend is weersproken, en dat het deel van de Kwakkenbergweg bij het Montessori College in de toekomst met verkeersmaatregelen zal worden ingericht als een 30 km-zone.
Anders dan [verzoekers] aanvoeren, betekent de enkele omstandigheid dat fietsers op de Kwakkenbergweg geen gebruik kunnen maken van een vrijliggend fietspad niet dat daardoor een verkeersonveilige situatie ontstaat. Naar het oordeel van de voorzitter biedt het plan voldoende mogelijkheden om een verkeersveilige ontsluiting van het Montessori-terrein te realiseren. De exacte wijze waarop dat zal worden vormgegeven in het verkeersplan is echter een kwestie van uitvoering, hetgeen in een bestemmingsplanprocedure niet aan de orde kan worden gesteld.
2.8. Het vorenstaande leidt de voorzitter tot het oordeel dat niet staande kan worden gehouden dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. De voorzitter ziet dan ook aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2012
571.