201108915/1/R1.
Datum uitspraak: 23 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oldehove, gemeente Zuidhorn,
de raad van de gemeente Zuidhorn,
verweerder.
Bij besluit van 12 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidhorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2012, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.C. Dijkstra en B.B. Schuil, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" voor zijn perceel [locatie A] te Oldehove te klein is. [appellant] beoogt ruimte te hebben voor een tweede bijgebouw van ongeveer 60 m² naast het bestaande bijgebouw, waarbij de totale oppervlakte van de bijgebouwen 130 m² bedraagt. Een dergelijke oppervlakte is volgens hem noodzakelijk om de machines te kunnen stallen die hij nodig heeft voor het onderhoud van zijn achter zijn woning gelegen agrarisch perceel. Het thans aanwezige bijgebouw dat op de gronden met de bestemming "Wonen" staat is daarvoor volgens hem ongeschikt. Het standpunt van de raad dat inwilliging van de wens van [appellant] om het bestemmingsvlak te vergroten zal leiden tot een onevenwichtige verhouding tussen het hoofdgebouw en de bijgebouwen doet volgens [appellant] niet ter zake, omdat in het plan daaromtrent niets is geregeld. Voorts kan het tweede bijgebouw landschappelijk worden ingepast wanneer rekening wordt gehouden met de vormgeving van het gebouw en met de beplanting, aldus [appellant].
2.1.1. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat een vergroting van het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" met het oog op de bouw van een tweede bijgebouw niet gewenst is, in verband met het beleid om verstening van het buitengebied tegen te gaan. Daarnaast heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat een tweede bijgebouw met een oppervlakte van 60 m², in samenhang bezien met een woning van 90 m² en een bijgebouw van 70 m², leidt tot aantasting van de openheid van het waardevolle gebied, gelegen nabij het Reitdiep, het rijksmonument elektrisch gemaal De Waterwolf en de oude ringdijk om het nationaal landschap Middag-Humsterland. Voorts leidt het plan niet tot een beperking van de bestaande rechten van [appellant], omdat de grootte van het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" uit het hiervoor geldende plan is aangehouden, aldus de raad.
2.1.2. Aan het perceel [locatie A] is de bestemming "Wonen" toegekend. Aan de gronden gelegen ten westen van het perceel [locatie A] is de bestemming "Agrarisch" toegekend.
Ingevolge artikel 25, lid 25.1, onder d, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen in woonhuizen met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik en voor bestaand agrarisch gebruik voor derden.
Ingevolge lid 25.2 mogen op de voor "Wonen" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Ingevolge lid 25.2, onder 25.2.3, aanhef en onder c, voor zover van belang, geldt voor een bijgebouw dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 130 m².
2.1.3. Ter zitting is gebleken dat binnen het huidige bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" ruimte is voor de bouw van een tweede bijgebouw, maar dat dit gezien de situering van de reeds aanwezige bebouwing bezwaren oplevert.
Vergroting van het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" voor het realiseren van een oppervlakte van 130 m² aan bijgebouwen kan tot gevolg hebben dat de rand van de bebouwing opschuift en kan aldus bijdragen aan de verstening van het buitengebied. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een toename van de verstening leidt tot aantasting van de openheid van het gebied en daardoor ook nadelig is voor de nabijgelegen cultuurhistorisch waardevolle objecten het rijksmonument elektrisch gemaal De Waterwolf en de oude ringdijk om het nationaal landschap Middag-Humsterland. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang verdere verstening in het buitengebied tegen te gaan dan aan het belang van [appellant] bij vergroting van het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen".
2.1.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2012