ECLI:NL:RVS:2012:BW6877

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204143/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor winkelruimte in Gouda

Op 22 mei 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door verzoekers, beiden wonend te Gouda, tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 maart 2012. De rechtbank had eerder het beroep van verzoekers tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Gouda ongegrond verklaard. De omgevingsvergunning was verleend aan Green Retailhouse B.V. voor het oprichten van een winkelruimte aan de Kleiweg 27-31 te Gouda.

Verzoekers hebben op 23 april 2012 bij de Raad van State hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 10 mei 2012 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers in persoon aanwezig waren en het college vertegenwoordigd was door mr. B.T. Goerdat en drs. ing. S.B. Hokken. Green Retailhouse B.V. was vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn.

In zijn overwegingen benadrukte de voorzitter dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij stelde vast dat besluiten in beginsel uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De voorzitter concludeerde dat de argumenten van verzoekers niet voldoende waren om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De impact van het bouwplan op de woonomgeving van verzoekers werd weliswaar erkend, maar niet als onaanvaardbaar beoordeeld. Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201204143/2/A1.
Datum uitspraak: 22 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te Gouda,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 maart 2012 in zaken nrs. 11/8431 en 11/8459 in het geding tussen:
verzoekers en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Gouda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2011 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Green Retailhouse B.V. omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een winkelruimte aan de Kleiweg 27-31 te Gouda.
Bij uitspraak van 14 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door onder meer verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2012, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2012, hebben verzoekers de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoekers hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 mei 2012, waar verzoekers, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat en drs. ing. S.B. Hokken, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar Green Retail House, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen Aan Den Rijn, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Besluiten zijn in beginsel uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer, indien, zoals in dit geval, een meervoudige kamer van de rechtbank het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.
2.3. Hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht, geeft geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat weliswaar in de aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwplan is vermeld dat de bruto vloeroppervlakte 1570 m² bedraagt, maar deze volgens de bij de omgevingsvergunning behorende bouwtekeningen 1777,3 m² bedraagt. Desverzocht heeft het college ter zitting bevestigd dat de gemeenteraad, voorafgaand aan de afgifte van de verklaring van geen bedenkingen, inzage heeft gehad in de bouwtekeningen en derhalve op de hoogte was van de afmetingen van het bouwplan. Voorts heeft het college ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat de onderhandelingen over het openbare karakter van tien parkeerplaatsen op een aangrenzend perceel, ter compensatie van de parkeerplaatsen op het terrein Slapperdel die als gevolg van het realiseren van het bouwplan verloren zullen gaan, gaande zijn. Deze parkeerplaatsen zullen in ieder geval voor omwonenden beschikbaar zijn, waarbij gebruik wordt gemaakt van een pasjessysteem. De onzekerheid over het openbare karakter van deze parkeerplaatsen biedt op zichzelf geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Ter zitting is aan de hand van een door verzoekers overgelegde maquette en foto's van de omgeving de situatie ter plaatse bekeken. Weliswaar heeft het bouwplan, onder meer gelet op de omvang en ruimtelijke uitstraling ervan, impact op de woonomgeving van verzoekers, maar deze impact is, gelet op de afstand van de woning van verzoekers tot het bouwplan, die ruim 35 meter bedraagt, de omstandigheid dat het bouwplan is gesitueerd in de binnenstad van Gouda en het feit dat het college voornemens is het terrein Slapperdel in overleg met de omwonenden her in te richten ter bevordering van de sociale veiligheid, niet zodanig dat het bouwplan onaanvaardbaar moet worden geacht.
2.4. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2012
476.