ECLI:NL:RVS:2012:BW6961

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110538/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan Stationsweg-Bongerdstraat Venray

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het wijzigingsplan "Stationsweg-Bongerdstraat Venray", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Venray op 16 augustus 2011. Appellant, wonend te Venray, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 mei 2012.

Het wijzigingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning en twee halfvrijstaande woningen aan de Bongerdstraat mogelijk. Appellant is van mening dat de situering van deze woningen zijn daglichttoetreding en uitzicht vanuit zijn woning negatief zal beïnvloeden. Hij betwist de adequaatheid van de schaduwstudie en stelt dat het college niet heeft aangetoond dat de bouwmogelijkheden binnen de grenzen van het bestemmingsplan blijven.

De Afdeling heeft overwogen dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de voorschriften van het bestemmingsplan. De afstand van de nieuwbouw tot de perceelsgrens van appellant is vastgesteld op ongeveer 2,5 meter, wat in lijn is met de bestemmingsplanvoorschriften. De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de gevolgen van de nieuwbouw voor de daglicht- en zonlichttoetreding in de woning van appellant niet onevenredig nadelig zijn. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er zijn geen gronden gevonden voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2012.

Uitspraak

201110538/1/R1.
Datum uitspraak: 30 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Venray,
en
het college van burgemeester en wethouders van Venray,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Stationsweg-Bongerdstraat Venray" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 oktober 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2012.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan maakt de bouw van een vrijstaande en twee halfvrijstaande woningen aan de Bongerdstraat en twee halfvrijstaande woningen aan de Stationsweg mogelijk. Het betreft een wijziging van het bestemmingsplan "Venray" uit 2006.
2.2. [appellant], woonachtig aan de [locatie], kan zich niet verenigen met de woningen die zijn voorzien aan de Bongerdstraat. Hij vreest door de situering van deze woningen veel daglicht te moeten missen. De schaduwstudie is volgens hem ontoereikend omdat deze alleen gegevens bevat van één moment, namelijk 21 juli. Voorts is de vrijstaande woning direct op de perceelsgrens gesitueerd, tegen de garage en carport van [appellant] aan. Door de woning verliest [appellant] het vrije uitzicht vanuit de woonkeuken op de straat. Dat dit blijft binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan acht [appellant] niet aangetoond, te meer nu in de straat alleen naast zijn perceel een dergelijke bouwmogelijkheid wordt mogelijk gemaakt.
2.3. Aan de gronden van het wijzigingsplan is in het bestemmingsplan de bestemming "Detailhandel -dh-" toegekend.
Ingevolge artikel 7, lid 7.6, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het college bevoegd deze bestemming te wijzigen in onder meer de bestemming "Woondoeleinden -W-", onder de voorwaarden dat:
[…];
j. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
[…].
2.4. Uit de voorschriften van het bestemmingsplan inzake de bestemming "Woondoeleinden -W-" volgt dat het nieuwe hoofdgebouw van de vrijstaande woning naast de woning van [appellant] gelet op de ligging van het bouwvlak in het wijzigingsplan niet tegen de perceelsgrens van [appellant] kan worden aangebouwd maar op een afstand van ongeveer 2,5 m daarvan. Het wijzigingsplan is op dit punt gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp waarin de grens van het bouwvlak wel op de perceelsgrens lag. In zoverre mist het beroep feitelijke grondslag.
2.5. Tijdens de planontwikkeling heeft [belanghebbende] contact opgenomen met de omwonenden van de bouwlocatie, waaronder [appellant]. Naar aanleiding van dit overleg is de woning op het perceel naast dat van [appellant] 2 m naar achteren geprojecteerd om zodoende een ruimer uitzicht voor [appellant] te behouden. Het verder naar achteren schuiven is niet mogelijk geacht om de reden dat dan een te smalle doorgang zou ontstaan tussen de vrijstaande woning en beide halfvrijstaande woningen. [appellant] heeft dit niet betwist. Het college heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een verdere verschuiving van het bouwvlak niet haalbaar is.
2.6. De Afdeling stelt vast dat het vrije uitzicht vanuit de woonkeuken van [appellant] op de Bongerdstraat door de nieuwe vrijstaande woning ten opzichte van de huidige situatie enige mate wordt beperkt, maar niet geheel verloren gaat. In dat verband merkt de Afdeling op dat geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat. Het betreft hier de oostelijke zijgevel van de woning van [appellant], die tot voorheen deels zicht gaf op de laad- en losactiviteiten ten behoeve van de voorheen aanwezige supermarkt. Het uitzicht vanuit de andere zijden van de woning van [appellant] wordt door de planontwikkeling niet beperkt.
Uit een door [belanghebbende] overgelegde notitie van Novares Architecten volgt verder dat de nieuwbouw geen belemmering geeft voor de daglichttoetreding in de woning van [appellant]. [appellant] heeft dit niet weersproken.
Voorts ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college een ontoereikend inzicht had in de bezonningssituatie. In het bezonningsonderzoek is volstaan met een bezonningsdiagram op 21 juli om 09.00 en 12.00 uur. Een afname van zonlichttoetreding in de woonkamer door de nieuwbouw volgt daar evenwel niet uit. Wat betreft de woonkeuken volgt uit het bezonningsonderzoek dat deze ook in de bestaande situatie geen direct zonlicht ontving. Uit het bezonningsonderzoek volgt verder dat de nieuwbouw op de andere tijdstippen geen gevolgen heeft voor de zonlichttoetreding in de woning gelet op de zuidelijke ligging daarvan. Het college heeft deze conclusies in redelijkheid ook naar andere jaargetijden kunnen doortrekken.
Gelet op het vorenstaande heeft het college de gevolgen van de nieuwe woningen langs de Bongerdstraat voor de daglicht- en zonlichttoetreding in de woning van [appellant] alsmede de beperking van het uitzicht vanuit de woonkeuken in redelijkheid niet onevenredig nadelig voor [appellant] behoeven te achten. Anders dan [appellant] betoogt, valt daarmee niet in te zien dat het plan strijdig is met de desbetreffende wijzigingsvoorwaarde in het bestemmingsplan.
2.7. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch anderszins redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit voor het overige onjuist zou zijn.
2.8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2012
371.