ECLI:NL:RVS:2012:BW6981

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203891/2/A1, 201203894/2/A1 en 201203896/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Kos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot vergunningen en concurrentie

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 mei 2012 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekers, Foto Vego B.V. en een tweede verzoeker, hebben hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Breda van 29 maart 2012. De verzoekers stelden dat zij schade lijden door oneerlijke concurrentie als gevolg van besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Breda. Tijdens de openbare zitting werd het verzoek om een voorlopige voorziening besproken, waarbij de voorzitter, R.W.L. Loeb, de verzoeken afwees.

De voorzitter overwoog dat de verzoekers geen spoedeisend belang hadden aangetoond dat het treffen van de gevraagde voorzieningen rechtvaardigde. De verzoekers hadden enkel een financieel belang aangevoerd, zonder aan te tonen dat zij in een financiële noodsituatie zouden komen of dat er geen verhaal zou zijn voor de schade indien later zou blijken dat de vergunningen niet verleend mochten worden. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van spoedeisend belang in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om voorlopige voorzieningen. De beslissing van de Raad van State is een belangrijke overweging voor partijen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, waar concurrentie en vergunningverlening een rol spelen.

Uitspraak

201203891/2/A1, 201203894/2/A1 en 201203896/2/A1.
Datum uitspraak: 24 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap Foto Vego B.V., gevestigd te Goes,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Goes, (hierna: [verzoeker sub 2])
tegen de uitspraken van de rechtbank Breda van 29 maart 2012 in de zaken nrs. 11/5656 en 11/5658 in het geding tussen:
[verzoeker sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda,
verweerder,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 29 maart 2012 in zaak nr.11/5669 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Amersfoort,
en
het college,
en tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van
29 maart 2012 in de zaken nrs. 12/730 en 12/731 in het geding tussen:
1. Foto Vego B.V.
2. [verzoeker sub 2]
en
het college.
Procesverloop
Openbare zitting gehouden op 24 mei 2012 om 10:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. R.W.L. Loeb voorzitter (vz.)
ambtenaar van staat: mr. M. Kos
Verschenen:
Foto Vego B.V. en [verzoeker sub 2], onderscheidenlijk vertegenwoordigd en bijgestaan door mr. C.J. IJdema en mr. V. Jongepier, beiden advocaat te Middelburg;
Het college, vertegenwoordigd door C. Brouwers en C.T.M. van Slingerland; [wederpartij], bijgestaan door G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam.
De hoger beroepen richten zich tegen de uitspraken van 29 maart 2012, verzonden op dezelfde dag, van de rechtbank en van 29 maart 2012, ook verzonden op dezelfde dag, van de voorzieningenrechter van de rechtbank. Verzoekers hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter wijst de verzoeken af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Verzoekers hebben geen spoedeisend belang gesteld dat het treffen van de door hen gevraagde voorzieningen rechtvaardigt. Zij hebben ter toelichting van hun verzoek gesteld dat zij als gevolg van de in geding zijnde besluiten schade lijden als gevolg van oneerlijke concurrentie. Aan het verzoek is aldus louter een financieel belang ten grondslag gelegd. Niet is gesteld dat verzoekers als gevolg van de gestelde concurrentie in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren of dat geen verhaal zou worden geboden voor de schade, indien tenslotte zou blijken dat geen vergunningen verleend mochten worden, als is gebeurd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Loeb w.g. Kosvoorzitter
ambtenaar van staat 580.