ECLI:NL:RVS:2012:BW7572

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201202779/1/R2 en 201202779/4/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • L.E.E. Konings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Haareweg Kruisbergseweg - 2010' vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem

Op 2 februari 2012 heeft de raad van de gemeente Doetinchem het bestemmingsplan 'Haareweg Kruisbergseweg - 2010' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen op 16 maart 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij op 24 april 2012 verzocht om een voorlopige voorziening. De raad heeft hierop een verweerschrift ingediend. De voorzitter heeft het verzoek op 16 mei 2012 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren en toestemming gaven voor onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak.

De voorzitter overweegt dat nader onderzoek niet nodig is en dat er geen beletsel is om onmiddellijk uitspraak te doen. Het bestemmingsplan beoogt de herinrichting van de Kruisbergseweg en de Haareweg in Doetinchem, met als doel de verkeersveiligheid te verbeteren en het verkeer gelijkmatig te verdelen. De voorzitter stelt vast dat [appellant A] en anderen geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpplan, waardoor hun beroep niet-ontvankelijk is. De overige appellanten voeren aan dat onvoldoende aandacht is besteed aan de verkeersveiligheid, vooral voor fietsers.

De raad stelt echter dat het plan voorziet in vrij liggende fietspaden en dat de verkeersveiligheid hierdoor verbetert. De voorzitter concludeert dat het plan niet leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid en dat de verkeersdoorstroming voldoende is onderbouwd. Het beroep van [appellant] en anderen wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak wordt gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201202779/1/R2 en 201202779/4/R2.
Datum uitspraak: 29 mei 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant] en anderen, wonend te Doetinchem,
en
de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Haareweg Kruisbergseweg - 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2012, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 april 2012, hebben [appellant] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 mei 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketels en M. Rampen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in de herinrichting van de Kruisbergseweg en de Haareweg in de bebouwde kom van Doetinchem. Met het plan is beoogd het verkeer over beide wegen gelijkmatig te verdelen en de verkeersveiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
2.3. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Vast staat dat [appellant A] en een aantal anderen geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpplan bij de raad (hierna: [appellant A] en anderen).
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk voor zover dit is ingediend door [appellant A] en anderen. De overige appellanten worden hierna aangeduid als [appellant] en anderen.
Ten aanzien van het beroep inhoudelijk
2.4. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Hiertoe voeren zij aan dat onvoldoende belang is gehecht aan de verkeersveiligheid, in het bijzonder de verkeersveiligheid voor fietsers, en het belang bij een soepele verkeersdoorstroming.
2.4.1. De raad stelt dat het plan voorziet in vrij liggende fietspaden, waardoor de veiligheid van fietsers verbetert. Ook draagt de Oostelijke randweg volgens de raad bij aan het beperken van de verkeersdruk op beide wegen. De raad licht toe dat het totaalpakket aan maatregelen voor de herinrichting van de wegen is doorgerekend aan de hand van een verkeersmodel. Uit dit verkeersmodel volgt dat het totaalpakket aan maatregelen tot een evenwichtiger verdeling van het verkeer over de Haareweg en de Kruisbergseweg zal leiden. De raad stelt dat de verkeersveiligheid, waaronder de oversteekbaarheid en voorrangsituaties, verbetert.
2.4.2. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor voet- en fietspaden.
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor verkeer, verblijf en mogelijkheden voor ontmoeting.
2.4.3. De voorzitter stelt voorop dat thans uitsluitend het plan ter beoordeling voorligt. De uitvoeringsmaatregelen die de raad ter invulling van het plan heeft voorgesteld dan wel vastgesteld, behoeven daarom geen bespreking. Daarbij is van belang dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat het met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is dat het plan verdere eisen stelt aan de inrichting van het plangebied. Voorts wordt overwogen dat met het plan een vrij liggend fietspad wordt mogelijk gemaakt. De voorzitter ziet niet in dat het plan in zoverre leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid dan wel, gelet op de bestaande situatie, onaanvaardbaar is met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Dat het fietspad de in- en uitritten van de woningen langs de Kruisbergseweg kruist, maakt dit niet anders, nu ook in de bestaande situatie de in- en uitritten een voetpad kruisen en niet is gebleken dat deze situatie overwegende bezwaren meebrengt voor de verkeersveiligheid. Wat betreft de verkeersdoorstroming acht de voorzitter voldoende onderbouwd dat het plan niet leidt tot een toename van de verkeersdruk. [appellant] en anderen hebben niet met feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dit is ingediend door [appellant A] en anderen;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
III. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Konings
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2012
647.