ECLI:NL:RVS:2012:BW7608

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106551/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • P. van Dijk
  • J.E.M. Polak
  • P. Klein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschiktheid en geldigheid rijbewijs appellant na besluit CBR

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) dat hem verplichtte mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid en de geldigheid van zijn rijbewijs. Het CBR had op 26 juli 2010 besloten om de geldigheid van het rijbewijs van de appellant voor alle categorieën te schorsen. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar van de appellant op 2 november 2010. De rechtbank Haarlem verklaarde op 29 april 2011 het beroep van de appellant tegen dit besluit ook ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het hoger beroep zijn aangevuld in een brief van 6 juli 2011.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 april 2012 ter zitting behandeld. Het CBR was vertegenwoordigd door drs. M.M. van Dongen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat het rijbewijs van de appellant op 25 maart 2011 ongeldig was verklaard naar aanleiding van het onderzoek. Het CBR meldde dat het bezwaar van de appellant tegen dit besluit op 19 augustus 2011 ongegrond was verklaard, en dat de appellant hiertegen geen beroep had ingesteld. Hierdoor was het besluit van 19 augustus 2011 in rechte onaantastbaar geworden.

De Afdeling overwoog dat, zelfs als het hoger beroep van de appellant zou leiden tot herroeping van het besluit van 26 juli 2010, dit niet zou betekenen dat de grondslag van het besluit van 25 maart 2011 zou vervallen. De appellant had geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, en daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 6 juni 2012.

Uitspraak

201106551/1/A3.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 april 2011 in zaak
nr. 10/6452 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(hierna: het CBR).
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2010 heeft het CBR [appellant] verplicht om mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid en de geldigheid van zijn rijbewijs voor alle categorieën geschorst.
Bij besluit van 2 november 2010 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 juli 2011.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2012, waar het CBR, vertegenwoordigd door drs. M.M. van Dongen, werkzaam bij het CBR, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. Bij besluit van 25 maart 2011 is het rijbewijs van [appellant] naar aanleiding van de uitslag van het opgelegde onderzoek ongeldig verklaard. Het CBR heeft ter zitting verklaard dat het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar bij besluit van 19 augustus 2011 ongegrond is verklaard en [appellant] daartegen geen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Gelet hierop is laatstgenoemd besluit in rechte onaantastbaar geworden. Aan het besluit van 25 maart 2011 komt de grondslag niet te ontvallen, indien ten gevolge van de onderhavige procedure het besluit van 26 juli 2010 zou worden herroepen. Ook anderszins kan [appellant] door het hoger beroep niet in een gunstigere positie geraken. Derhalve heeft [appellant] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. P. van Dijk en mr. J.E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012
176-597.