201106361/1/A3.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Katwijk aan den Rijn, gemeente Katwijk,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 april 2011 in zaak nr. 10/9138 in het geding tussen:
1. het college van burgemeester en wethouders van Katwijk en
2. de burgemeester van Katwijk
Bij besluit van 28 juli 2010 heeft de burgemeester de Oranjevereniging Katwijk aan den Rijn een evenementenvergunning verleend voor de Najaarsfeesten Katwijk aan den Rijn 2010, die zullen plaatsvinden van 20 tot en met 29 augustus 2010, en daarbij nog een aantal vergunningen en een ontheffing ten behoeve van die Najaarsfeesten en heeft het college ten behoeve van die Najaarsfeesten tevens een aantal vergunningen verleend en een ontheffing van het verbod gebruik te maken van geluidsapparaten en geluidversterkende apparaten.
Bij besluit van 8 november 2010 hebben de burgemeester en het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juni 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 3 juli 2011.
De burgemeester en het college hebben een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2012, waar [appellant], en het college en de burgemeester, beide vertegenwoordigd door mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, en P.W.T.M. Mens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [voorzitter] van de Oranjevereniging, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) heeft een ieder recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Ingevolge het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 1.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk (hierna: APV) beslist het bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
Ingevolge artikel 1.3, eerste lid, kan het bestuursorgaan, indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Ingevolge artikel 1.4, eerste lid, kunnen aan een krachtens de APV verleende vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing vereist is.
Ingevolge het tweede lid is degene aan wie krachtens de APV een vergunning of ontheffing is verleend verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Ingevolge artikel 1.8 kan een vergunning of ontheffing op basis van deze verordening door het daartoe bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
b. de openbare veiligheid;
d. de bescherming van het milieu.
Ingevolge artikel 2.2.1, eerste lid, wordt in afdeling 2, getiteld ‘Toezicht op evenementen’, van hoofdstuk 2 onder evenement verstaan: elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoopvoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.4 van de APV;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.3 en 2.3.3.1 van de APV.
Ingevolge het tweede lid wordt onder evenement mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid;
c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2, op de weg;
d. een feest, muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg.
Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 4.1.1 wordt in afdeling 1 van hoofdstuk 4 verstaan onder:
b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
Ingevolge artikel 4.1.2, eerste lid, gelden de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en artikel 4:5 van de APV niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Ingevolge het derde lid kan het college in een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
Ingevolge artikel 4.1.6, eerste lid, is het verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid kan het college van het verbod ontheffing verlenen.
Volgens paragraaf 2.3 van het Evenementenbeleid gemeente Katwijk, dat is vastgesteld door de burgemeester en het college, is voor de meeste evenementen een vergunning vereist. De gemeente bepaalt aan de hand van criteria uit de APV en overige wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet), of het evenement doorgang kan vinden en onder welke voorwaarden. Om de vergunningverlening zo efficiënt mogelijk te maken, zijn evenementen onderverdeeld in categorieën. Een evenement valt in de categorie ‘grootschalig evenement’ zodra het een van de onderstaande kenmerken heeft:
- Traditioneel volksfeest;
- Evenement waarbij politiebegeleiding vereist is;
- Evenement heeft een te verwachten aantal bezoekers groter dan 1.000;
- Evenement heeft een regionale uitstraling.
Voor grootschalige en middelgrote evenementen is altijd een evenementenvergunning noodzakelijk.
Volgens paragraaf 2.3.1 zijn collectieve festiviteiten festiviteiten die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen zijn verbonden. Voor deze collectieve festiviteiten is het van belang anders om te gaan met de geluidsnormen. Daarnaast is het wel van belang de overlast te beperken dan wel beheersbaar te maken. Dat gebeurt door de collectieve festiviteiten expliciet te benoemen per gebiedsdeel, dagen of dagdelen en daarbij tevens de eindtijden voor de muziek te noemen. Dit is uitgewerkt in de APV. Per kalenderjaar dienen deze dagen te worden aangewezen door het college. De vaste dagen zijn als volgt:
Katwijk (totaal 10 dagen):
Najaarsfeesten Katwijk aan den Rijn (7 dagen);
Volgens paragraaf 3.1 worden in het beleid uiteenlopende tijden voor verschillende evenementen gehanteerd. Er is voor deze evenementen sprake van een gegroeide situatie. In principe gelden de volgende criteria:
- regulier of traditioneel volksfeest;
- op doordeweekse dagen of in het weekeinde.
De tijden hebben betrekking op de sluiting van het evenement, de tijd waarop het geluid moet afnemen en de tijd waarop het verstrekken van alcoholische en non-alcoholische drank dient te stoppen.
In paragraaf 3.1.2 zijn de eindtijden vermeld. Voor een regulier evenement in de openlucht of een tent is van maandag tot en met donderdag en op zaterdag de eindtijd voor de sluiting om 00.00 uur, de geluidsproductie om 23.00 uur en de drankverstrekking om 23.30 uur, op vrijdag de eindtijd voor de sluiting om 01.00 uur, de geluidsproductie om 00.00 uur en de drankverstrekking om 00.30 uur en op zondag (vanaf 13.00 uur) de eindtijd voor de sluiting om 23.00 uur, de geluidsproductie om 22.00 uur en de drankverstrekking om 22.30 uur. Voor een traditioneel volksfeest is van maandag tot en met donderdag de eindtijd voor de sluiting om 01.00 uur, de geluidsproductie om 00.00 uur en de drankverstrekking om 00.30 uur, en op vrijdag en zaterdag de eindtijd voor de sluiting om 02.00 uur, de geluidsproductie om 01.00 uur en de drankverstrekking om 01.30 uur. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, kan de burgemeester besluiten om van de eindtijden af te wijken.
Volgens paragraaf 3.1.3, getiteld ‘uitzonderingen’, worden de traditionele volksfeesten traditiegetrouw in de verschillende kernen gehouden en zijn ze onlosmakelijk verbonden met de identiteit van deze kernen. Daarom worden deze evenementen als aparte categorie aangemerkt en gelden hiervoor afwijkende eindtijden. Die gelden alleen voor de hieronder genoemde organisatoren. Overige organisatoren tijdens de collectieve festiviteiten moeten zich dus houden aan de sluitingstijden van de reguliere evenementen. De categorie ‘traditionele volksfeesten’ is uitsluitend van toepassing voor de volgende evenementen:
- de najaarsfeesten in Katwijk aan den Rijn (de Oranjevereniging);
Volgens paragraaf 3.2 zijn in het overzicht naast de eindtijden voor evenementen en de drankverstrekking ook de eindtijden voor de geluidsproductie opgenomen. Deze eindtijden voor de geluidsproductie moeten de overlast voor de omgeving zoveel mogelijk beperken. Verder wordt er ter voorkoming van overlast het volgende voorschrift gehanteerd: muziekevenementen mogen een maximale duur hebben van zes aaneengesloten klokuren. Eventuele onderbrekingen in het programma en de soundchecks worden hierbij inbegrepen. (…). In het evenementenbeleid zijn verder geen concrete geluidsnormen voor evenementen opgenomen. De reden hiervoor is dat elk evenement anders is. Daarom worden per aanvraag de geluidsvoorschriften bepaald aan de hand van onder andere de volgende criteria:
- de locatie van het evenement;
- het aantal potentieel gehinderden;
- de aard van de ten gehore te brengen muziek;
- de duur van het evenement;
- de aangevraagde eindtijd van de muziek.
Op deze wijze ontstaan geluidsvoorschriften die als het ware ‘maatwerk’ zijn voor een bepaald muzikaal evenement.
Volgens paragraaf 4.1 moet een ieder die een evenement wil organiseren binnen de gemeente Katwijk op grond van het bepaalde in artikel 2.2.2 van de APV een aanvraag hiervoor indienen bij de burgemeester. De aanvraag dient schriftelijk te gebeuren. Het is nog niet mogelijk dit elektronisch te doen.
Volgens paragraaf 4.1.2 is de termijn voor het indienen van een conceptaanvraag voor een vergunning voor een evenement dat valt in de categorie ‘groot evenement’ uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het evenement. Wie tijdens een traditioneel volksfeest een evenement wil organiseren, moet daarvoor bij de betreffende organisator een aanvraag indienen voor de gestelde drie maanden. De organisator stelt het programma samen en dient een collectieve aanvraag in bij de gemeente. De termijn voor het indienen van een aanvraag door de Oranjevereniging voor de Najaarsfeesten Katwijk aan den Rijn is 1 mei.
2.2. De burgemeester heeft de Oranjevereniging een evenementenvergunning verleend voor de Najaarsfeesten 2010 conform het programma dat de Oranjeverenging heeft ingediend. Daarnaast hebben de burgemeester en het college beide een aantal andere vergunningen en een ontheffing verleend ten behoeve van die Najaarsfeesten. Aan de vergunningen en ontheffingen hebben het college en de burgemeester voorschriften en beperkingen verbonden. In de bijlage geluidsvoorschriften Najaarsfeesten 2010 bij het besluit van 28 juli 2010 zijn geluidsvoorschriften opgenomen. Voor de locatie Oranjebrink zijn op vrijdag 20 augustus 2010 vanaf 19.30 uur, zaterdag 21 augustus 2010 vanaf 20.00 uur, dinsdag 24 augustus 2010 vanaf 20.30 uur, woensdag 25 augustus 2010 vanaf 20.00 uur, donderdag 26 augustus 2010 vanaf 20.00 uur, vrijdag 27 augustus 2010 vanaf 20.00 uur en zaterdag 28 augustus 2010 vanaf 20.00 uur de geluidsvoorschriften genoemd onder B, getiteld ‘de geluidsvoorschriften t.b.v. de "Oranjebrink" (feesttent in de Zanderij)’, van toepassing. In die geluidsvoorschriften is vermeld dat het gemiddelde geluidsniveau gemeten over een periode van ten minste twee representatieve minuten met muziekgeluid voor de gevels van de meest nabije woningen niet meer mag bedragen dan 65 dB(A) en dat het maximale geluidsniveau voor de gevels van de meest nabije woningen niet meer mag bedragen dan 75 dB(A). Het maximale geluidsniveau mag zich niet repeterend, maar slechts incidenteel en kortstondig, dat wil zeggen enkele seconden, voordoen, zo is in de geluidsvoorschriften genoemd onder B voorgeschreven.
In het bij de rechtbank bestreden besluit hebben de burgemeester en het college, in afwijking van het advies van de onafhankelijke commissie voor de behandeling van bezwaarschriften, het besluit van 28 juli 2010 gehandhaafd onder aanvulling van de motivering. Volgens het bij de rechtbank bestreden besluit is bij de belangenafweging onder meer de locatie van de Oranjebrink beoordeeld, die op een goed bereikbare plaats staat, centraal in het dorpsdeel waar de festiviteiten plaatsvinden maar toch op een relatief grote afstand van woningen. Volgens de burgemeester en het college hebben de criteria die in paragraaf 3.2 van het evenementenbeleid zijn genoemd geleid tot de geluidsvoorschriften die voor de locatie Oranjebrink gelden. Verder zijn volgens hen de klachten van de Najaarsfeesten in 2009 afgehandeld en is uit onderzoek gebleken dat de geluidsnormen destijds niet zijn overschreden.
2.3. In verweer betogen de burgemeester en het college dat de rechtbank [appellant] ten onrechte in zijn beroep heeft ontvangen. Volgens hen had [appellant] geen belang bij een beoordeling van zijn beroep, omdat ten tijde van de behandeling ervan de Najaarsfeesten 2010 reeds hadden plaatsgevonden. Voorts heeft volgens de burgemeester en het college de ongegrondverklaring van het beroep van [appellant] geen gevolgen gehad voor de wijze waarop de aanvraag voor vergunningen ten behoeve van de Najaarsfeesten in 2011 beoordeeld is, omdat het programma en de locaties van de verschillende evenementen elk jaar wijzigen. Verder had [appellant] de voorzieningenrechter van de rechtbank kunnen verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen en was hij van die mogelijkheid op de hoogte, aldus de burgemeester en het college. Volgens hen heeft [appellant] daarnaast pas in beroep en daarom te laat aangevoerd dat hij als gevolg van de overlast van de Najaarsfeesten 2010 in een hotel heeft overnacht, heeft hij niet met stukken aannemelijk gemaakt in een hotel te hebben overnacht en was de overlast niet zodanig dat hij daadwerkelijk zijn huis moest verlaten.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 september 2010 in zaak nr.
201000716/1/M1) kan het belang van een oordeel omtrent de rechtmatigheid van een besluit zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijk oordeel bij toekomstige besluiten kan worden betrokken. Niet in geschil is dat de Najaarsfeesten jaarlijks worden georganiseerd. Voorts hebben de burgemeester en het college zich in hun besluit van 8 november 2010 op het standpunt gesteld dat de Najaarsfeesten vaste en variabele activiteiten kennen en dat onder de vaste, terugkerende activiteiten onder meer de muzikale festiviteiten vallen die worden gehouden op de locatie Oranjebrink. Ter zitting van de Afdeling hebben de burgemeester en het college voorts desgevraagd te kennen gegeven dat ook in 2011 en 2012 muzikale festiviteiten zijn dan wel zullen worden gehouden op de locatie Oranjebrink. Het bezwaar en beroep zagen bij uitstek op de muzikale activiteiten die op die locatie in 2010 plaatsvonden. Reeds daarom heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester de aanvraag van de Oranjevereniging voor een evenementenvergunning ten onrechte in behandeling heeft genomen. De aanvraag is namens de Oranjevereniging ondertekend door iemand die daartoe niet bevoegd was en te laat ingediend. Verder is het aanvraagformulier niet volledig ingevuld en door de burgemeester in het geheel niet ingevuld. Daarnaast is de aanvraag langs elektronische weg ingediend, hetgeen in strijd is met Afdeling 2.3 van de Awb, aldus [appellant].
2.4.1. De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de burgemeester de aanvraag van de Oranjevereniging voor een evenementenvergunning voor de Najaarsfeesten 2010 ten onrechte in behandeling heeft genomen. Daargelaten dat zich in het dossier van de rechtbank een aanvraag uit mei 2010 bevindt, geldt dat de burgemeester krachtens artikel 1.3, eerste lid, van de APV bevoegd doch niet verplicht is te besluiten de aanvraag voor een evenementenvergunning niet te behandelen omdat deze te laat is ingediend.
Het bestuursorgaan is verder op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bevoegd, doch niet verplicht, een aanvraag niet te behandelen omdat deze niet volledig is. Voorts dient, voordat wordt besloten een aanvraag niet te behandelen, een termijn te worden gesteld om de aanvraag aan te vullen. Voor zover de aanvraag namens de Oranjevereniging is ondertekend door iemand die daartoe niet bevoegd was, zo dit al het geval is, volgt uit artikel 4:5, eerste lid, van de Awb geen verplichting voor de burgemeester te besluiten de aanvraag niet te behandelen. Deze bepaling dient als waarborg voor het bestuursorgaan en niet als waarborg voor derden als [appellant].
Geen verplichting bestaat voor de burgemeester om het aanvraagformulier in te vullen, ondanks dat daarop een gedeelte is aangemerkt als ‘in te vullen door de gemeente’. De vraag of een aanvraag volledig is, ziet slechts op de informatie die de aanvrager dient te verstrekken. Voorts is dat gedeelte, blijkens de begeleidende tekst, slechts van belang voor het bestuursorgaan om te toetsen of een aanvraag volledig is. Uiteindelijk dient het bestuursorgaan een besluit over de aanvraag te nemen, hetgeen de burgemeester heeft gedaan.
Verder staat geen bepaling uit Afdeling 2.3 van de Awb eraan in de weg dat, nadat een aanvraag is ingediend, het bestuursorgaan elektronisch nadere stukken in ontvangst neemt, ook als het bestuursorgaan niet kenbaar heeft gemaakt dat de elektronische weg openstaat om een aanvraag in te dienen. Evenmin is van belang dat volgens paragraaf 4.1 van het evenementenbeleid een aanvraag voor een evenementenvergunning schriftelijk dient te worden ingediend en het nog niet mogelijk is dit langs elektronische weg te doen. De aanvraag is immers schriftelijk ingediend en slechts aanvullende stukken zijn nadien op elektronische wijze aangeboden en ontvangen.
2.5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college te hoge geluidsniveaus heeft voorgeschreven voor de locatie Oranjebrink. Volgens hem zijn die hoger dan in de Nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van januari 1996 (hierna: de Nota) is voorgeschreven. De Nota is door de Rijksoverheid via internet verspreid, wordt reeds jaren bij talloze evenementen door gemeenten toegepast en wordt ook in de jurisprudentie als uitgangspunt genomen, aldus [appellant]. Ter ondersteuning van zijn betoog verwijst hij naar de uitspraak van de president van de rechtbank Zwolle van 20 mei 1999 (LJN:AA3615). Ook zijn de eindtijden voor de locatie Oranjebrink in strijd met hetgeen in het evenementenbeleid is opgenomen en in de Nota is vervat, aldus [appellant]. Volgens het evenementenbeleid is een eindtijd van 00.00 uur of later slechts toegestaan indien er een vrije dag volgt en dient dat slechts een uitzondering te zijn. Verder is in de Nota vermeld dat het nachtregime om 23.00 uur ingaat, waarbij lagere geluidsniveaus passen. De rechtbank heeft volgens [appellant] niet onderkend dat het college eraan voorbij is gegaan dat de te hoge geluidsniveaus leiden tot gehoorbeschadiging bij bezoekers en dat een te korte nachtrust leidt tot onaanvaardbare risico’s wanneer bijvoorbeeld omwonenden de volgende dag moeten deelnemen aan het verkeer. Daarnaast is het toegestane gemiddelde geluidsniveau van 65 dB(A) te hoog. In de geluidsvoorschriften is vermeld dat de controle en berekening zullen geschieden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai uit 1999 (hierna: de Handleiding). Daarin is vermeld dat bij muziekgeluid een toeslag van 10 dB(A) bovenop de gemeten geluidswaarde geldt. Deze toeslag is evenwel niet in de geluidsvoorschriften verwerkt. Het college heeft volgens [appellant] verder de geluidsniveaus op onjuiste wijze gecontroleerd, nu metingen op 1,5 m hoogte hebben plaatsgevonden terwijl volgens de Handleiding op een hoger punt had moeten worden gemeten. Volgens hem is verder op twee dagen langer dan zes uur en dus in strijd met het evenementenbeleid muziek toegestaan op de locatie Oranjebrink. Daarnaast duren de Najaarsfeesten 2010 in strijd met het evenementenbeleid acht dagen, aldus [appellant]. Verder is onvoldoende gekeken naar alternatieve locaties voor de muziekevenementen op locatie Oranjebrink, zoals voormalig vliegveld Valkenburg.
2.5.1. De Nota is geen algemeen verbindend voorschrift en het college is niet gehouden die bij zijn beoordeling van de aanvraag om een ontheffing krachtens artikel 4.1.6, tweede lid, van de APV te betrekken, nu geen bepaling uit de APV daarnaar verwijst. Evenmin is in het evenementenbeleid verwezen naar de Nota. Voor zover [appellant] verwijst naar de uitspraak van de president van de rechtbank Zwolle van 20 mei 1999, geldt dat het betrokken bestuursorgaan bij het verlenen van de ontheffing voor het desbetreffende dansfeest aansluiting bij de Nota heeft gezocht, hetgeen het college bij het verlenen van een ontheffing krachtens artikel 4.1.6, tweede lid, van de APV ten behoeve van de muziek op de locatie Oranjebrink tijdens de Najaarsfeesten 2010 niet heeft gedaan. Het college behoefde de Nota dan ook niet als uitgangspunt te nemen bij het verlenen van de ontheffing of het voorschrijven van de toegestane geluidsniveaus.
In de ontheffing van het verbod gebruik te maken van geluidsapparaten noch in de bijlage geluidsvoorschriften Najaarsfeesten 2010 bij het besluit van 28 juli 2010 zijn eindtijden voor de geluidsproductie vermeld. Daarom waren de eindtijden die zijn vermeld in het evenementenbeleid van toepassing. Volgens dat beleid is bij een traditioneel volksfeest de eindtijd van de geluidsproductie van maandag tot en met donderdag om 00.00 uur en op vrijdag en zaterdag om 01.00 uur. Dat die eindtijden afwijken van het tijdstip dat volgens de Nota het nachtregime ingaat, maakt niet dat de eindtijden onredelijk zijn. Het college behoefde de Nota bij het verlenen van de ontheffing krachtens artikel 4.1.6, tweede lid, van de APV, niet als uitgangspunt te nemen.
De ontheffing noch het evenementenbeleid bieden aanknopingspunten voor het standpunt dat na de in het evenementenbeleid vermelde eindtijden geluid met behulp van toestellen of geluidsapparaten ten gehore mag worden gebracht. In de ontheffing en het evenementenbeleid is voorts geen onderscheid gemaakt tussen het ten gehore brengen van livemuziek of andersoortige muziek of geluid.
Voor de locatie Oranjebrink is ontheffing verleend voor het ten gehore brengen van muziekgeluid voor in totaal zeven dagen, zodat niet staande kan worden gehouden dat voor meer dagen dan in het evenementenbeleid is vermeld ontheffing is verleend voor de locatie Oranjebrink. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college in strijd met het evenementenbeleid ontheffing heeft verleend voor het ten gehore brengen van muziekgeluid langer dan zes aaneengesloten klokuren, gelet op de in de bijlage geluidsvoorschriften genoemde begintijden en de in het evenementenbeleid genoemde eindtijden. Verder valt de Kinderfeestmiddag die op vrijdag 27 augustus 2010 in de Zanderij naast de locatie Oranjebrink wordt georganiseerd niet onder een muziekevenement als bedoeld in paragraaf 3.2 van het evenementenbeleid en bevindt de locatie Oranjerock in de Zanderij, waar op zaterdag 28 augustus 2010 van 12.00 uur tot 18.00 uur muziekgeluid ten gehore wordt gebracht, zich op een andere locatie dan Oranjebrink.
De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in de geluidsvoorschriften genoemde gemiddelde geluidsniveau van maximaal 65 dB(A) onevenredig is. Voor zover hij betoogt dat het maximaal te meten gemiddelde geluidsniveau 55 dB(A) mag zijn omdat in de geluidsvoorschriften is vermeld dat de controle en berekening van de geluidsniveaus zal geschieden overeenkomstig de Handleiding en daarin is vermeld dat bij muziekgeluid een toeslag van 10 dB(A) bij de gemeten geluidswaarde wordt toegepast, geldt dat in de geluidsvoorschriften is vermeld dat de correctiefactor voor het beoordelen van waarneembaar muziekgeluid in de voorgeschreven geluidsniveaus is inbegrepen. Derhalve bedraagt het gemiddelde toegestane en maximaal te meten geluidsniveau 65 dB(A).
[appellant] heeft voorts slechts met algemene stellingen en niet met een deskundigenrapport of op een andere wijze toegelicht dat de geluidsvoorschriften leiden tot een onaanvaardbare geluidsoverlast voor omwonenden of tot gehoorschade bij bezoekers van de locatie Oranjebrink.
Wat er zij van de hoogte waarop de geluidsniveaus ter controle met inachtneming van de Handleiding moeten worden gemeten, dit ziet op de handhaving van de verleende ontheffing en niet op de ontheffing zelf. Het betoog kan daarom niet tot het beoogde doel leiden.
De rechtbank heeft voorts terecht geen grond aanwezig geacht voor het oordeel dat de burgemeester niet in redelijkheid een evenementenvergunning kon verlenen voor zover dat zag op de locatie Oranjebrink. Hij mocht zich daarbij op het standpunt stellen dat de festiviteiten op de locatie Oranjebrink onderdeel uitmaken van de Najaarsfeesten 2010 en de Najaarsfeesten een jaarlijks terugkerend evenement zijn met een groot draagvlak onder de lokale bevolking. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift bij de Afdeling onweersproken gesteld dat in reactie op een petitie tegen het houden van festiviteiten op de locatie Oranjebrink, die door 70 mensen is ondertekend, een petitie is ingediend om de festiviteiten op die locatie te behouden. Laatstgenoemde petitie is volgens hem ondertekend door 929 mensen. In dit kader en gelet op de eindtijden en toegestane geluidsniveaus, kon de burgemeester in redelijkheid een evenementenvergunning verlenen voor de locatie Oranjebrink.
2.6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat het verlenen van de evenementenvergunning voor de festiviteiten op de locatie Oranjebrink en de ontheffing van het verbod gebruik te maken van geluidsapparaten een onaanvaardbare inbreuk betekent op het recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Volgens hem wordt met die vergunning en ontheffing en de daaraan verbonden geluidsvoorschriften een inbreuk gemaakt op zijn privéleven, hetgeen slechts is toegestaan als er zwaarwegende belangen aan de orde zijn. Dat die inbreuk tijdelijk is, is niet van belang, omdat ook een tijdelijke inbreuk fatale gevolgen kan hebben, aldus [appellant].
2.6.1. Dit betoog faalt. Gelet op het gegeven dat de Najaarfeesten 2010 slechts een beperkte periode van ruim een week duren en de aan het besluit van 28 juli 2010 verbonden eindtijden en toegestane geluidsniveaus, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het verlenen van de evenementenvergunning voor de festiviteiten op de locatie Oranjebrink en de ontheffing van het verbod gebruik te maken van geluidsapparaten geen inmenging oplevert van de in artikel 8, eerste lid, van het EVRM vervatte rechten. De bescherming van het privéleven zoals vervat in artikel 8, eerste lid, van het EVRM ziet niet op enige mate van overlast van een min of meer incidenteel karakter.
2.7. Voor zover [appellant] betoogt dat op het terrein wordt gekampeerd zonder dat daartoe vergunning is verleend en dat vrachtwagens claxoneren eveneens zonder een daartoe strekkende vergunning of ontheffing, geldt dat dit ziet op handhaving en hij een verzoek tot handhaving kon indienen bij het desbetreffende bestuursorgaan.
Verder heeft hij geen bezwaar gemaakt voor zover vergunning is verleend voor een motorcross tijdens de Najaarsfeesten 2010, nu hij uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het onderdeel dat ziet op de locatie Oranjebrink. Geen grond bestaat voor het oordeel dat [appellant] niet redelijkerwijs reeds in bezwaar tegen dat onderdeel kon opkomen. In zoverre wordt daarom aan zijn betoog voorbijgegaan.
Voorts heeft [appellant] pas in hoger beroep betoogd dat voor de feesttent in de Oranjebrink een bouwvergunning nodig is en de feesttent in strijd met het bestemmingsplan is geplaatst. Niet is in te zien dat hij dit niet reeds in beroep bij de rechtbank had kunnen aanvoeren.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Het verzoek van [appellant] om schadevergoeding dient te worden afgewezen, reeds omdat ingevolge artikel 8:73 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 46, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, slechts daartoe kan worden overgegaan bij gegrondverklaring van het hoger beroep.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012