201111770/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Balkbrug, gemeente Hardenberg,
appellanten,
de raad van de gemeente Hardenberg,
verweerder.
Bij besluit van 20 september 2011, nr. 230373, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Avereest, N48 ter hoogte van De Kolonie/Balkbrug" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2012, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. O.W. Wagenaar, werkzaam bij DAS, en de raad, vertegenwoordigd door W.G.J. Sauer en ing. A.F.A. Bruikman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan maakt een tunnel en de daarop aansluitende weg onder de N48 ten zuiden van het perceel [locatie] te Balkbrug mogelijk.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de situering van de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg. [appellanten] vrezen dat de ontsluiting van hun perceel direct op de openbare weg en een toename in het verkeer tot onveilige situaties zullen leiden. Zij willen daarom dat de voorziene tunnel en de daarbij behorende infrastructuur 5 m in zuidelijke richting worden verschoven. De raad heeft volgens hen ten onrechte niet gemotiveerd waarom een verschuiving in zuidelijke richting te duur zou zijn. In dit verband voeren zij aan dat een ontsluitingsweg die gedeeltelijk hun eigendom is, zal moeten worden opgeheven en dat aan de realisering van een alternatieve ontsluiting hoge kosten zijn verbonden. Voorts voeren [appellanten] aan dat zij ten onrechte meer nadeel zullen ondervinden van de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg dan de eigenaren van het perceel De Kolonie 15.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de situering van de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg rekening is gehouden met de belangen van zowel [appellanten] als van de eigenaren van het perceel De Kolonie 15. Volgens de raad zal het plan leiden tot een verkeersveilige situatie voor het perceel van [appellanten], omdat de ontsluitingsweg naar het perceel blijft bestaan, terwijl de weg die zal aansluiten op de tunnel, op 3,6 m afstand van het perceel komt te liggen. Het plan zal leiden tot ongeveer 300 vervoersbewegingen per etmaal in de tunnel en de daarop aansluitende weg volgens de raad. Voorts past een verschuiving in zuidelijke richting volgens de raad niet in het budget, omdat dan meer grond benodigd is van het perceel De Kolonie 15. Dit zou ook nadelig zijn voor de eigenaren van het perceel De Kolonie 15, aldus de raad.
2.2.2. Het plangebied ligt ten zuiden van het perceel [locatie] en ten noorden van het perceel De Kolonie 15 en ziet op een gedeelte van de N48 en op gronden ten oosten en ten westen daarvan. Aan de N48 is de bestemming "Verkeer" toegekend. Aan de naastgelegen gronden is gedeeltelijk de bestemming "Verkeer" en gedeeltelijk de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 3.1.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor groenvoorzieningen, watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen en ontsluitingswegen ten behoeve van de agrarische percelen.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder 4.1.1, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wegen met een functie voor doorgaand verkeer, tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, duikers, groen en water.
[appellanten] zijn eigenaar van het perceel [locatie]. Langs dit perceel loopt een ontsluitingsweg in oostelijke richting die gedeeltelijk in hun eigendom is. De uitgang van de garage van [appellanten] ligt aan deze ontsluitingsweg. De afstand tussen de garage en de voorziene weg die zal aansluiten op de tunnel is 3,6 m. Het perceel [locatie] wordt verder ontsloten door een weg langs het perceel in noordelijke richting.
2.2.3. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de situering van de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie voor [appellanten]. Nu de afstand tussen hun garage en het plangebied ongeveer 3,6 m is, kan de ontsluitingweg in oostelijke richting immers blijven bestaan en zullen [appellanten] voldoende overzicht hebben indien zij vanuit de garage via de ontsluitingsweg de voorziene weg oprijden. Voorts wordt het perceel van [appellanten] niet alleen ontsloten door de ontsluitingsweg van en naar hun garage, maar ook door een weg in noordelijke richting langs het perceel. Ook heeft de raad in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat een aantal van 300 vervoersbewegingen per etmaal op de voorziene weg die aansluit op de tunnel niet zodanig groot is dat daardoor een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Verder heeft de raad in zijn afweging kunnen betrekken dat indien de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg zuidelijker mogelijk zouden worden gemaakt dit duurder zal zijn en nadelig voor de eigenaren van het perceel Kolonie 15, omdat dan meer grond van dit perceel benodigd zal zijn. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid voor de situering van de voorziene tunnel en de daarop aansluitende weg in het plan kunnen kiezen.
2.3. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2012