ECLI:NL:RVS:2012:BW8145

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204479/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M. Kos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke geschil over bestemmingsplan Kleine Kernen te Overschild

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker A] en [verzoeker B], hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Slochteren. Dit besluit, genomen op 9 november 2011, verplichtte hen om een situatie die in strijd was met het bestemmingsplan 'Kleine Kernen' op hun perceel in Overschild te beëindigen. Het college verklaarde hun bezwaar tegen dit besluit ongegrond op 22 februari 2012. De rechtbank Groningen heeft op 3 april 2012 het beroep van verzoekers tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Verzoekers hebben vervolgens de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende hun hoger beroep.

De voorzitter heeft het verzoek op 24 mei 2012 ter zitting behandeld. Verzoekers waren vertegenwoordigd door hun advocaat W.F. Olde Kalter, terwijl het college werd vertegenwoordigd door G.J. Jansen en S. van Roeden. Tijdens de zitting is aangegeven dat verzoekers de gronden van hun hoger beroep nog willen aanvullen, wat betekent dat de termijn hiervoor nog niet is verstreken. De voorzitter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om in het bodemgeschil te oordelen, omdat de besluiten van het college in principe uitvoerbaar zijn, ook al is er een rechtsmiddel aangewend. De argumenten van verzoekers bieden geen reden om aan te nemen dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand zal blijven.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 juni 2012.

Uitspraak

201204479/2/A1.
Datum uitspraak: 7 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A] en [verzoeker B],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 april 2012 in de zaken nrs. 12/248 en 12/322 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Slochteren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2011 heeft het college [verzoekers] op straffe van bestuursdwang gelast de met het bestemmingsplan "Kleine Kernen" strijdige situatie op het perceel [locatie] te Overschild te beëindigen.
Bij besluit van 22 februari 2012 heeft het het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 mei 2012, hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 mei 2012, waar [verzoekers], bijgestaan door W.F. Olde Kalter, en het college, vertegenwoordigd door G.J. Jansen en S. van Roeden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval is er aanleiding om geen uitspraak in het bodemgeschil te doen, omdat zijdens verzoekers te kennen is gegeven dat de gronden van het hoger beroep nader zullen worden aangevuld en de termijn om dat te doen nog niet is verstreken.
2.2. Het verzoek strekt er toe de besluiten van 9 november 2011 en 22 februari 2012 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.3. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld. Hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht, biedt geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans zal blijken dat de last niet mocht worden opgelegd.
2.4. Het verzoek zal worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2012
580.