201005384/1/R1.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichtingen Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen en de Stichting Milieubeheer Zuidelijk Westerkwartier, gevestigd te Groningen onderscheidenlijk Grootegast,
appellanten,
de raad van de gemeente Marum,
verweerder.
Bij besluit van 1 maart 2010, nummer 9, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Marum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichtingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichtingen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2011, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door A.D. IJpenberg en M. Tijdens, en de raad, vertegenwoordigd door ing. S. van Dijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 2 november 2011, nr. 201005384/1/T1/R1 (www.raadvanstate.nl), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 1 maart 2010, nummer 9, te herstellen.
Bij besluit van 8 februari 2012, nummer 9, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2012, heeft de raad het besluit van 1 maart 2010, nummer 9, gewijzigd door het bestemmingsplan "Buitengebied (aanpassing pingo's)" vast te stellen.
Bij brief van 15 februari 2012 zijn de stichtingen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 8 februari 2012 naar voren te brengen. Door de stichtingen is bij brief van 5 maart 2012 een zienswijze naar voren gebracht.
De raad heeft daarop bij brief van 9 maart 2012 gereageerd.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2.1. Zoals in de tussenuitspraak is overwogen, zal de Afdeling het beroep voor zover het is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel Oosterweg 26 te Noordwijk niet-ontvankelijk verklaren.
2.2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat, nu buiten de houtsingelgebieden geen onderzoek is gedaan naar mogelijk aanwezige pingoruïnes en de beschermwaardigheid daarvan en binnen de houtsingelgebieden onvoldoende onderzoek is gedaan naar de wijze van bescherming van pingoruïnes, in hetgeen de stichtingen hebben aangevoerd aanleiding is gelegen voor het oordeel dat het besluit van 1 maart 2010 in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en voorts niet berust op een deugdelijke motivering.
2.3. Gelet hierop is het beroep tegen het besluit van 1 maart 2010, voor zover ontvankelijk, gegrond. Dat besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.4. Het bij besluit van 8 februari 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied (aanpassing pingo's)" voorziet voor de dobben M2, M3, M4, M5, M6, M7, M9, M14, M20, M24, M36 en M59 alsnog in de dubbelbestemming "Waarde - Pingoruïne", naast de bestemming die daaraan is toegekend in het bestemmingsplan "Buitengebied Marum". Voorts is in dit plan de aanlegvergunningentabel bij de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Marum", die voor de in de tabel genoemde bestemmingen de toelaatbaarheid regelt van nader aangeduide werken of werkzaamheden, aldus gewijzigd dat daarin thans ook de bestemming "Agrarisch" is opgenomen.
2.5. De stichtingen hebben bij brief van 5 maart 2012 meegedeeld dat zij instemmen met het besluit van 8 februari 2012. Voorts voeren zij daarin evenwel aan dat aan de raad de opdracht moet worden gegeven om in artikel 3.7.1 van de regels voor de bestemming "Agrarisch" bij het bestemmingsplan "Buitengebied Marum" te verwijzen naar de conform hun wens aangepaste aanlegvergunningentabel die bij de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied (aanpassing pingo's)" is opgenomen. De Afdeling begrijpt dit betoog aldus dat de stichtingen zich, uitsluitend voor zover in het besluit van 8 februari 2012 bedoeld artikel 3.7.1 niet is aangepast, niet met dit besluit kunnen verenigen. Aldus is het besluit van 8 februari 2012 in zoverre ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede onderwerp van het geding.
2.6. Ingevolge artikel 3.7.1 is het verboden om zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de in bijlage 1, tabel aanlegvergunningen, genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren. Bij het besluit van 8 februari 2012 is de aanlegvergunningentabel gewijzigd. De bepaling heeft na de inwerkingtreding van het besluit van 8 februari 2012 betrekking op de tabel, zoals deze bij dat besluit is gewijzigd en niet, zoals de stichtingen menen, op de tabel zoals die bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Marum" luidde. De verzochte aanpassing van artikel 3.7.1 is dus niet nodig om het door de stichtingen gewenste doel te bereiken. Het betoog faalt.
2.7. Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 8 februari 2012 is ongegrond.
2.8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor het achterwege laten van een veroordeling zoals door de raad is verzocht, ziet de Afdeling geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 1 maart 2010 niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel Oosterweg 26 te Noordwijk;
II. verklaart dat beroep voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Marum van 1 maart 2010, kenmerk nummer 9, voor zover het bestemmingsplan "Buitengebied Marum" bij besluit van die raad van 8 februari 2012, nummer 9, is gewijzigd;
IV. verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 8 februari 2012 ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Marum tot vergoeding van bij de stichtingen Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen en de Stichting Milieubeheer Zuidelijk Westerkwartier in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 52,52 (zegge: tweeënvijftig euro en tweeënvijftig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Marum aan de stichtingen Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen en de Stichting Milieubeheer Zuidelijk Westerkwartier het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012