201107842/1/A2.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Duinzoom B.V., gevestigd te Elburg,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 juni 2011 in zaken nrs. 08/2343, 08/3653, 08/4700, 08/4743 en 09/11 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Gelderland.
Bij besluit van 7 oktober 2002 heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: de minister) op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (hierna: de Subsidieregeling) aan Duinzoom voor het tijdvak 1 maart 2002 tot en met 29 februari 2008 een beheerssubsidie verleend ten bedrage van € 55.780,38.
Bij besluit van 3 juli 2006 heeft de minister aan Duinzoom voor het tijdvak 1 juli 2005 tot 31 mei 2011 een beheerssubsidie verleend van € 3.361,44.
Bij besluit van 6 december 2006 heeft de minister de beheerssubsidie voor de periode 1 maart 2002 tot 26 mei 2005 vastgesteld op € 11.360,97 en een bedrag van € 2.594,50 van Duinzoom teruggevorderd. Bij besluit van 26 februari 2007 heeft de minister het terug te vorderen bedrag gewijzigd in € 1.405,28.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college de aan Duinzoom verleende beheerssubsidie voor de periode 26 mei 2005 tot en met 31 december 2007 lager vastgesteld op € 2.056,35.
Bij besluit van 20 juni 2008 heeft het college de aan Duinzoom verleende beheerssubsidie voor de periode 15 mei 2007 tot 1 april 2008 lager vastgesteld op 1.604,42.
Bij besluit van 27 juni 2008 heeft het college de aan Duinzoom verleende beheerssubsidie voor de periode 1 juni 2005 tot 31 mei 2011 lager vastgesteld op € 1.557,93 en een bedrag van € 122,79 teruggevorderd.
Bij besluit van 21 juli 2008 heeft het college de aan Duinzoom verleende beheerssubsidie voor de periode 1 maart 2002 tot en met 29 februari 2008 lager vastgesteld op € 30.565,76 en een bedrag van € 731,23 teruggevorderd.
Bij besluiten van 31 januari 2008, 17 juli 2008, 11 september 2009 (twee maal) en 25 november 2008 (hierna: de besluiten) heeft het college de door Duinzoom tegen voornoemde besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Duinzoom daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Duinzoom bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 augustus 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Duinzoom heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2012, waar Duinzoom, vertegenwoordigd door haar [bestuurder], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Subsidieregeling, zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover van belang, worden de beheersbijdragen van de beheerspakketten en landschapspakketten opgenomen in de bijlagen 6 tot en met 46 jaarlijks door de minister gecorrigeerd voor de werkelijke loon- en prijsontwikkeling, gebaseerd op de grondslagen, bedoeld in artikel 8, naar de situatie in het voorafgaande jaar.
Ingevolge het tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang en voor zover van belang, geeft de minister in de Staatscourant kennis van de vaststelling van de overeenkomstig het eerste lid gecorrigeerde beheersbijdragen.
Ingevolge artikel 8, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt bij het vaststellen van de beheersbijdragen van een beheerspakket als bedoeld in artikel 7 rekening gehouden met de volgende grondslagen:
a. de productiederving uitgedrukt in kilogram voedereenheden melk;
b. de toename van de arbeidsaanspraken, en
c. de wijziging van de exploitatie-aanspraken, als gevolg van de uitvoering van agrarisch natuurbeheer.
Ingevolge artikel 42, tweede lid, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt de beheerssubsidie vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat bij de beschikking tot subsidieverlening is bepaald, zoals dat op grond van artikel 7, eerste lid, door de minister is gecorrigeerd in verband met de werkelijke loon- en prijsontwikkeling.
2.2. Duinzoom betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college de aan haar verleende beheerssubsidies terecht lager heeft vastgesteld vanwege de jaarlijkse correctie van de beheersbedragen, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Subsidieregeling. Daartoe voert zij aan dat in de besluiten geen inzicht wordt gegeven in de berekeningsgrondslag van de gecorrigeerde beheersbijdragen. Verder voert zij aan dat in de verleningsbesluiten is bepaald dat, indien een aanvraag om subsidievaststelling wordt goedgekeurd, het totale verleende subsidiebedrag, gecompenseerd voor inflatie op basis van werkelijke loon- en prijsontwikkeling, wordt uitgekeerd. Aldus wordt compensatie geboden voor inflatie, hetgeen een verlaging van de beheersbijdragen uitsluit. Dat de beheersbedragen desondanks lager kunnen worden vastgesteld, had het college haar dan ook voorafgaand aan de subsidieverlening kenbaar moeten maken. Ten slotte had het college op het moment dat het wist dat de beheersbijdragen naar een lager bedrag waren gecorrigeerd, daarvan aan haar mededeling moeten doen. Door zulks na te laten is de lagere vaststelling in strijd met het vertrouwens-, dan wel rechtszekerheidsbeginsel, aldus Duinzoom.
2.2.1. De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft bij besluit van 21 februari 2002 (Stcrt. 2002, nr. 39, blz. 9) de beheersbijdragen per eenheid voor 2002 vastgesteld.
De minister heeft bij besluiten van 7 maart 2003 (Strct. 10 maart 2003, nr. 48, blz. 11) 29 oktober 2003 (Strct. 31 oktober 2003, nr. 211, blz. 36) en 18 november 2005 (Strct. 28 november 2005, nr. 231, blz. 11) de beheersbijdragen per eenheid voor 2003, 2004 onderscheidenlijk 2005 en 2006 vastgesteld.
2.2.2. Gelet op artikel 42, tweede lid, van de Subsidieregeling dient het college bij het vaststellen van verleende beheerssubsidies uit te gaan van de door de minister in verband met de werkelijke loon- en prijsontwikkeling gecorrigeerde beheersbijdragen.
Niet het college, maar de minister stelt met inachtneming van de in artikel 8 van de Subsidieregeling vermelde grondslagen de gecorrigeerde bijdragen vast. Het is daarom in beginsel niet aan het college om inzicht te geven in de berekeningsgrondslag van de beheersbijdragen. Slechts indien het college gerede twijfel zou hebben aan de juistheid van de wijze waarop de minister de beheersbijdragen heeft gecorrigeerd, mag van het college worden verwacht dat het de minister vraagt naar de door hem gehanteerde berekeningsgrondslag. Omdat hetgeen Duinzoom heeft aangevoerd geen aanleiding geeft te twijfelen aan de juistheid van de wijze waarop de minister de beheersbijdragen heeft gecorrigeerd, heeft het college geen aanleiding hoeven zien de minister te vragen naar de berekeningsgrondslag van de gecorrigeerde beheersbijdragen.
In het verleningsbesluit is verwezen naar de bij dat besluit gevoegde Subsidieregeling. Gelet op het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van de Subsidieregeling, wist Duinzoom, of had zij moeten weten, dat de beheersbijdragen, op basis waarvan de beheerssubsidie wordt vastgesteld, konden worden gecorrigeerd voor de in artikel 8 vermelde grondslagen, waardoor de beheersbijdragen en daarmee de verleende subsidie op een ander en mogelijk ook lager bedrag zouden kunnen worden vastgesteld. Dat in het verleningsbesluit is vermeld dat de subsidie wordt vastgesteld "gecompenseerd voor inflatie op basis van werkelijke loon- en prijsontwikkeling", maakt dat niet anders. Derhalve zijn de besluiten tot het lager vaststellen van de beheerssubsidie niet in strijd met het vertrouwens- of rechtszekerheidsbeginsel.
Het college heeft de aan Duinzoom verleende beheerssubsidies terecht lager vastgesteld vanwege de jaarlijkse correctie van de beheersbijdragen. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012