In deze zaak heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard op 24 januari 2011 een vergunning geweigerd voor het rechtstreeks lozen van afvalwater in het oppervlaktewater en voor het lozen van afvalwater via de gemeentelijke riolering naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Kralingseveer. Dit besluit werd op 24 februari 2011 ter inzage gelegd. Tegen deze weigering heeft [appellante], gevestigd te Bleiswijk, beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 27 april 2011. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.
De zitting vond plaats op 11 mei 2012, waar [appellante] werd vertegenwoordigd door haar directeur en mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis. Het college werd vertegenwoordigd door mr. D.T.G.H. Wilbers en ing. M. Waajen-Vlaanderen. Tijdens de zitting betoogde [appellante] dat de vergunning was geweigerd op basis van de weigering van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland om een revisievergunning te verlenen, en dat deze weigering niet stand kan houden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een eerdere uitspraak het besluit van de gedeputeerde staten vernietigd, wat de samenhang tussen beide besluiten onderstreept.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van 24 januari 2011 eveneens vernietigd dient te worden, omdat het niet meer kan standhouden zonder de revisievergunning. Het beroep van [appellante] is gegrond verklaard, en het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellante]. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.