ECLI:NL:RVS:2012:BW8191

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110534/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere waarden geluidbelasting vastgesteld voor woning nabij monumentale boerderij

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 juni 2012 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deurne. Het college had op 30 augustus 2011 hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeer voor een voorziene woning tussen de monumentale boerderij aan de Oude Bakelseweg 26 en de woning aan de Oude Bakelseweg 24, in het kader van het bestemmingsplan 'Oude Bakelseweg 26'. De appellant, wonend te Deurne, stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, ondanks dat hij geen eigenaar of toekomstige bewoner van de woning was waarvoor de hogere waarden waren vastgesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de afstand van de woning van de appellant tot de ontwikkellocatie minder dan 50 meter was en dat hij zicht had op deze locatie, waardoor hij als belanghebbende kon worden aangemerkt.

De appellant voerde aan dat het college in strijd met de Wet geluidhinder had gehandeld door het ontwerp van het besluit tot vaststelling van hogere waarden niet gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage te leggen. De Afdeling stelde vast dat het college inderdaad in strijd had gehandeld met artikel 110c van de Wet geluidhinder, maar besloot dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de appellant en andere belanghebbenden niet benadeeld waren door deze procedurele fout.

Inhoudelijk betoogde de appellant dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom maatregelen ter beperking van de geluidbelasting niet werden uitgevoerd. De Afdeling oordeelde dat het college zich op basis van een akoestisch onderzoek in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen aanleiding was voor het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201110534/1/R3.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Deurne,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft het college hogere waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeer voor de voorziene woning tussen de monumentale boerderij aan de Oude Bakelseweg 26 en de woning aan de Oude Bakelseweg 24, ten behoeve van het bestemmingsplan "Oude Bakelseweg 26".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2011, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. B. Smit, en het college, vertegenwoordigd door ing. J.H. de Greef en H. Sonnemans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Ontvankelijkheid
2.1. Het college stelt dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is omdat hij geen belanghebbende is bij het besluit. Het college stelt daartoe dat [appellant] geen eigenaar of toekomstige bewoner is van de woning waarvoor de hogere waarden zijn vastgesteld en dat hij geen eigenaar is van aangrenzende gronden. [appellant] heeft geen zicht op de locatie en de afstand tussen het perceel van [appellant] en de ontwikkellocatie waarvoor de hogere waarden zijn vastgesteld, is ruim 120 m, aldus het college.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Bij het bestreden besluit heeft het college hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeer vastgesteld ten behoeve van het bouwproject "Oude Bakelseweg 26" dat voorziet in twee nieuwe woningen en een boerderijsplitsing aan de Oude Bakelseweg en de Kerkeindseweg.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 27 mei 2009, zaak nr.
200805817/1/M2, zijn bij een dergelijk besluit rechtstreeks de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
2.4. Het bouwproject "Oude Bakelseweg 26" is voorzien op de hoek van de Oude Bakelseweg en de Kerkeindseweg. De woning van [appellant] staat op een afstand van minder dan 50 m van deze locatie en hij heeft daarop zicht vanuit zijn woning aan de overzijde van de Kerkeindseweg. Gelet hierop kan [appellant] worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Gelet daarop bestaat geen aanleiding het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren.
Procedureel
2.5. [appellant] voert aan dat het ontwerp van het besluit tot vaststelling van hogere waarden in strijd met artikel 110c, eerste lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan "Oude Bakelseweg 26" ter inzage is gelegd.
2.6. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wgh is het college binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
Ingevolge artikel 110c, eerste lid, is op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat indien het college bevoegd is de hogere waarde vast te stellen en het besluit ten behoeve van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan wordt genomen, het ontwerp van het besluit tegelijkertijd met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
2.7. De Afdeling stelt vast dat het ontwerp van het bestreden besluit ter inzage heeft gelegen van 1 april 2011 tot en met 12 mei 2011 en het ontwerp van het bestemmingsplan "Oude Bakelseweg 26" van 24 december 2010 tot en met 3 februari 2011. Gelet daarop heeft het college gehandeld in strijd met artikel 110c, eerste lid, van de Wgh.
De Afdeling ziet evenwel aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Daartoe wordt overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 110c, eerste lid, van de Wgh en in het bijzonder de memorie van toelichting bij de Wijziging Wet geluidhinder (moderniseringsinstrumentarium geluidbeleid, eerste fase), Kamerstukken II, 2004/05, 29 879, nr. 3, p. 45, naar voren komt dat met deze bepaling is beoogd de voorbereiding van het besluit omtrent de hogere waarden zoveel mogelijk parallel te laten lopen aan de voorbereiding van het bestemmingsplan. In de plantoelichting bij het ontwerpplan is vermeld dat voor de in het plan voorziene ontwikkelingen vaststelling van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting is vereist, zodat [appellant] en andere belanghebbenden bekend konden zijn met het voornemen dit besluit te nemen. Voorts is niet in geschil dat het ontwerpbesluit is gepubliceerd en zes weken ter inzage heeft gelegen, in welke periode hiertegen zienswijzen konden worden ingediend, hetgeen [appellant] heeft gedaan. Gelet op het vorenstaande acht de Afdeling aannemelijk dat [appellant], noch andere belanghebbenden benadeeld zijn doordat het ontwerpbesluit niet gelijktijdig met het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
Inhoudelijk
2.8. [appellant] betoogt dat het college het besluit heeft vastgesteld in strijd met artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh. Hij voert daartoe aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom maatregelen ter beperking van de geluidbelasting, zoals een stiller wegdek, het terugbrengen van de maximum snelheid en het plaatsen van een geluidsscherm, niet worden uitgevoerd.
2.9. Ingevolge artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh, voor zover hier van belang, vindt het eerste lid slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting, vanwege de weg, van de gevel van de betrokken woning tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
2.10. Ten behoeve van het bestemmingsplan "Oude Bakelseweg 26" is door het onderzoeksbureau Pouderoyen Compagnons een akoestisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Bestemmingsplan Oude Bakelseweg 26 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" van oktober 2010. In dit rapport staat in de paragraaf bronmaatregelen dat door het verlagen van de snelheid van de Helmondsingel van 80 km per uur naar 50 km per uur de reductie 4 dB bedraagt en dat de kosten daarvan beperkt zijn. De maatregel wordt echter niet acceptabel geacht omdat de Helmondsingel een gebiedsontsluitingsweg is. Over de aanleg van een mogelijk ander wegdektype staat in het rapport dat dit een reductie van ten minste 2,5 dB oplevert. De kosten daarvan zullen volgens het rapport echter hoog zijn, omdat het huidige wegdek beton is en verwijderd dient te worden. Daarom zijn de kosten niet te dragen door enkel dit project. Een reductie van de verkeersintensiteit is volgens het rapport verkeerstechnisch niet acceptabel omdat het een gebiedsontsluitingsweg is. Ten aanzien van mogelijke overdrachtsmaatregelen meldt het rapport dat met afstandsvergroting één woning niet realiseerbaar is, hetgeen het project financieel niet haalbaar maakt. Wat betreft het plaatsen van een afscherming, vermeldt het rapport dat een scherm of een wal lang zal moeten zijn, omdat de afstand tussen de geprojecteerde woning en de weg groot is en dat afscherming direct nabij de woning noopt tot een kort en hoog scherm. De kosten van zo'n afscherming zullen al gauw meer dan 25.000 euro bedragen, hetgeen volgens het rapport financieel niet acceptabel is.
2.11. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de door [appellant] genoemde bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn. Het college heeft zich onder verwijzing naar het akoestisch onderzoek in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is voor de toepassing van bronmaatregelen of overdrachtsmaatregelen. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre geen toepassing heeft mogen geven aan haar bevoegdheid om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen. Het betoog faalt.
2.12. Het beroep is ongegrond.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012
350-715.