ECLI:NL:RVS:2012:BW8818

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204789/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • N.D.T. Pieters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bouwwerkzaamheden Rijksstraatweg 205 te Duivendrecht

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel, dat in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2012. De rechtbank had het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het besluit van het college om handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden op het perceel Rijksstraatweg 205 te Duivendrecht vernietigd. Het college had eerder, op 12 mei 2011, geweigerd handhavend op te treden en dit besluit was door de rechtbank ongeldig verklaard.

De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 31 mei 2012. Het college heeft verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de wederpartij totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzitter heeft overwogen dat de rechtsvraag die door het college is gesteld, beter beantwoord kan worden in de bodemprocedure dan in de voorlopige voorzieningprocedure. Bovendien was er geen dringende noodzaak om het college te verplichten tot het nemen van een nieuw besluit, aangezien er geen belangen zijn die dat vereisen.

De voorzitter heeft daarom besloten dat het college geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de status quo wordt gehandhaafd totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juni 2012.

Uitspraak

201204789/2/A1.
Datum uitspraak: 13 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2012 in zaak nr. 11/4693 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen de bouwwerkzaamheden op het perceel Rijksstraatweg 205 te Duivendrecht.
Bij besluit van 23 augustus 2011 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 augustus 2011 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt op het gemaakte bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2012, hoger beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 mei 2012, waar het college, vertegenwoordigd door A.C.J. van Gils, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. A.B. Blomberg, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college heeft in zijn hoger beroep een rechtsvraag aan de orde gesteld, die betrekking heeft op de uitleg van artikel 2, derde lid, van de bij het Besluit omgevingsrecht behorende Bijlage II. Deze rechtsvraag leent zich minder goed voor beantwoording in de voorlopige voorzieningprocedure dan voor beantwoording in de bodemprocedure.
2.3. Het verzoek heeft voorts geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak. Indien het verzoek niet wordt toegewezen, is het college gehouden dat wel te doen en een besluit te nemen dat in strijd is met zijn opvatting over de uitleg van voormeld artikel. Nu gesteld noch gebleken is dat er belangen zijn die niettemin nopen tot het spoedig gevolg geven aan de aangevallen uitspraak, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012
473.