ECLI:NL:RVS:2012:BW8825

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204933/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep betreffende weigering verklaring omtrent gedrag

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 15 juli 2011 geweigerd om aan [wederpartij] een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te verlenen. Dit besluit werd door [wederpartij] aangevochten, wat leidde tot een ongegrondverklaring van het bezwaar door de staatssecretaris op 11 oktober 2011. Vervolgens heeft de rechtbank Rotterdam op 10 mei 2012 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard, het eerdere besluit van de staatssecretaris vernietigd en de VOG verleend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet direct aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te voldoen.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 7 juni 2012. Tijdens deze zitting waren zowel de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R. Faasse, als [wederpartij], bijgestaan door mr. D. Duijvelshoff, aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter heeft vastgesteld dat er twijfel bestaat over de vraag of de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom besloten dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De beslissing van de voorzitter is genomen met inachtneming van de argumenten die door de staatssecretaris zijn aangevoerd en het verhandelde ter zitting. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2012.

Uitspraak

201204933/2/A3.
Datum uitspraak: 14 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2012 in zaak
nr. 11/5021 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Spijkenisse,
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2011 heeft de staatssecretaris geweigerd [wederpartij] een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) te verlenen.
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft de staatssecretaris het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 mei 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 oktober 2011 vernietigd, het besluit van 15 juli 2011 herroepen, de VOG aan [wederpartij] verleend, onder de gehoudenheid van de staatssecretaris om binnen vijf werkdagen na verzending van de uitspraak daaraan uitvoering te geven, en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 mei 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 4 juni 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 mei 2012, heeft de staatssecretaris de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juni 2012, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R. Faasse, werkzaam bij het ministerie, en [wederpartij], bijgestaan door mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak in hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak.
2.3. Volgens de aangevallen uitspraak dient de staatssecretaris gevolg te geven aan het besluit om [wederpartij] een VOG te verlenen. Gelet op hetgeen de staatssecretaris ter motivering van het hoger beroep heeft aangevoerd en op het verhandelde ter zitting, is voorshands echter niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep onverkort in stand zal blijven. Om deze reden ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2012 in zaak nr. 11/5021, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. De Vries
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2012
582-730.