ECLI:NL:RVS:2012:BW8840

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106805/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • E.A. Binnema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Baanhoek 75-81 en schaduwhinder voor appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 juni 2012 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Baanhoek 75-81" dat op 26 april 2011 door de raad van de gemeente Sliedrecht is vastgesteld. [appellant], wonend te Sliedrecht, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor onevenredige schaduwhinder als gevolg van de ontwikkeling van een appartementencomplex aan de Baanhoek 77-81. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 5 juni 2012, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. M. Schouten en de raad door mr. A. Soons en J.C. van der Meer.

De Afdeling heeft overwogen dat het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van het appartementencomplex en dat [appellant] zich niet kan verenigen met deze ontwikkeling. Hij heeft aangevoerd dat het terras en het balkon van zijn woning door het appartementencomplex in de schaduw komen te liggen, wat zijn gebruik van deze ruimtes zou beperken. De raad heeft echter gesteld dat er geen onaanvaardbare schaduwhinder zal optreden, onderbouwd door een bezonningsonderzoek.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het onderzoek aantoont dat het terras en balkon van [appellant] in bepaalde seizoenen in de schaduw komen te liggen, maar dat dit niet leidt tot een onaanvaardbare beperking van de bruikbaarheid van zijn woning. De raad heeft in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de ontwikkeling van het appartementencomplex dan aan de belangen van [appellant]. Daarom heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201106805/1/R4.
Datum uitspraak: 20 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sliedrecht,
en
de raad van de gemeente Sliedrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Baanhoek 75-81" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 20 juni 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M. Schouten, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Soons en J.C. van der Meer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van een appartementencomplex met drie bouwlagen aan de Baanhoek 77-81 en de uitbreiding van een bedrijfspand aan de Baanhoek 75 te Sliedrecht.
2.2. [appellant] kan zich niet verenigen met de ontwikkeling van het appartementencomplex. Hij vreest namelijk voor onevenredige schaduwhinder ter plaatse van zijn woning aan de [locatie]. In dit verband brengt [appellant] naar voren dat het terras aan de zijkant en het balkon aan de achterkant van zijn woning door het appartementencomplex aan het eind van de middag geheel in de schaduw komen te liggen, juist op het moment dat hij graag gebruik zou willen maken van dit balkon en terras. Verder stelt hij dat het zonlicht zijn slaapkamer niet meer zal bereiken, zodat de bruikbaarheid van deze kamer wordt beperkt.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat geen onaanvaardbare schaduwhinder als gevolg van het appartementencomplex optreedt. In dit verband stelt hij onder verwijzing naar een bezonningsonderzoek dat het appartementencomplex weinig invloed heeft op de bezonning van het balkon en het terras.
2.4. Aan de achterkant van de woning bevindt zich een balkon met een diepte van ten minste 80 centimeter over bijna de gehele breedte van de woning. Aan de zijkant van de woning bevindt zich een terras met een driehoekige vorm. De maximale bouwhoogte van het beoogde appartementencomplex is 9 meter. De afstand tussen de zijgevel van de woning en de zijgevel van het appartementencomplex bedraagt 8,5 tot 11 meter.
2.5. De raad heeft bureau RBOI onderzoek laten doen naar de bezonning van de woning van [appellant] na de komst van het appartementencomplex. Uit dit onderzoek volgt dat het terras aan de zijkant van de woning in het voor- en najaar vanaf 16.00 uur in de schaduw van het appartementencomplex zal komen te liggen, in de winter vanaf 14.30 uur en in de zomer vanaf 16.00 uur. Het balkon aan de achterkant van de woning zal in het voor- en najaar tussen 16.00 uur en 18.00 uur en in de winter vanaf ongeveer 14.30 uur in de schaduw van het appartementencomplex komen te liggen. Gelet op deze onderzoeksresultaten heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van het plan geen onaanvaardbare schaduwhinder voor [appellant] op zijn terras en balkon ontstaat. In de slaapkamer van de woning zal als gevolg van het appartementencomplex minder zonlicht binnenvallen, maar er bestaat geen reden om aan te nemen dat de bruikbaarheid van deze kamer hierdoor vermindert. Gelet op het voorgaande heeft de raad bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van de ontwikkeling van het appartementencomplex dan aan het belang van [appellant] bij behoud van het zonlicht op zijn terras en balkon.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Binnema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012
589.