ECLI:NL:RVS:2012:BW8857

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107420/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • W.G. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Rottum - Nij Sân Rotten en de rechtsgeldigheid van de inspraakprocedure

Op 20 juni 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan "Rottum - Nij Sân Rotten" dat op 27 april 2011 door de raad van de gemeente Skarsterlân is vastgesteld. Appellant en anderen, wonend te Rottum, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat hen onvoldoende inspraak is geboden en dat de raad de zienswijzen niet adequaat heeft behandeld. De Afdeling heeft de zaak op 8 mei 2012 ter zitting behandeld, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door wethouder J. Benedictus en ambtenaren G.C.J. Zaal en F. Carpentier.

De Afdeling overweegt dat inspraak geen verplicht onderdeel is van de bestemmingsplanprocedure volgens de Wet ruimtelijke ordening. De raad heeft de zienswijzen samengevat weergegeven, wat niet in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De appellanten betogen verder dat de belangenafweging met betrekking tot de woningbehoefte onzorgvuldig is, maar de raad heeft aangetoond dat het plan aansluit bij de lokale woningbehoefte zoals vastgelegd in het Streekplan Fryslân 2007 en andere gemeentelijke documenten.

Daarnaast stellen appellanten dat het plan financieel niet uitvoerbaar is en dat er een verkeersonveilige situatie zal ontstaan door de nieuwbouw. De raad heeft echter voldoende onderbouwd dat de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd is en dat de verkeersveiligheid kan worden gegarandeerd door de voorziene ontsluitingswegen. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201107420/1/R4.
Datum uitspraak: 20 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Rottum, gemeente Skarsterlân,
en
de raad van de gemeente Skarsterlân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Rottum - Nij Sân Rotten" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door J. Benedictus, wethouder van de gemeente, en G.C.J. Zaal en F. Carpentier, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Het plan
2.1. Het plan voorziet in de gefaseerde ontwikkeling van een nieuwe woonwijk - Nij Sân Rotten - tussen de Binnendyk en de Oude Postweg te Rottum, ten westen van de bestaande woonbuurt waar [appellant] en anderen wonen. Het plan maakt het onder meer mogelijk dat in de zogenoemde eerste fase ten hoogste 25 reguliere woningen en 8 zorgwoningen, alsmede ten hoogste 12 zorgwoningen dan wel 4 reguliere woningen in een voormalige woonboerderij worden gerealiseerd. Daarnaast is voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders die het mogelijk maakt dat - in de tweede fase na 2015 - nog eens ten hoogste 23 woningen worden gerealiseerd.
Inspraak en behandeling zienswijzen
2.2. [appellant] en anderen voeren aan - samengevat weergegeven - dat hen onvoldoende inspraak is geboden.
2.2.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Een eventuele schending van een inspraakverplichting heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat de wijze waarop de raad de door hen naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.1. Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
Woningbehoefte
2.4. [appellant] en anderen betogen dat het bestreden besluit tot vaststelling van het plan getuigt van een onzorgvuldige belangenafweging wat betreft het nut en de noodzaak van de nieuwbouw en de gevolgen daarvan voor de waarde van de bestaande woningen in Rottum. Zij voeren aan - samengevat weergegeven - dat er voor de komende decennia genoeg bestaande woningen beschikbaar zijn in verhouding tot de verwachte bevolkingsontwikkeling. Realisering van de in het plan voorziene woningen zal volgens [appellant] en anderen daarom leiden tot leegstand en daarmee tot waardevermindering van de bestaande woningen in Rottum. Verder is een soortgelijk nieuwbouwplan in het naburige Sintjohannesga mislukt, aldus [appellant] en anderen.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene woningbouw past bij de groeicapaciteit en de vraag naar woningen waarmee rekening is gehouden in het Streekplan Fryslân 2007, de Integrale Visie Heerenveen/Skarsterslân "Ruimte voor de Toekomst", de Woonvisie Skarsterlân 2020 en in het gemeentelijke Uitvoeringsprogramma Wonen 2011-2015.
2.4.2. In het Streekplan Fryslân 2007 is de lokale woningbehoefte in kaart gebracht. Als uitgangspunt ter invulling van de woningbehoefte is onder meer geformuleerd dat in de zogenoemde bundelingsgebieden - zoals Heerenveen/Joure, waartoe Rottum behoort - een breed en divers aanbod van woningen beschikbaar dient te zijn om de (boven)lokale woningvraag op te vangen. Vermeld is verder dat de bijdrage van kleine kernen - zoals Rottum - naast de opvang van plaatselijke woningbehoefte vooral kwalitatief is, gericht op toevoeging van specifieke woonkwaliteiten. De gemeentelijke Integrale Visie Heerenveen/Skarterslân "Ruimte voor de Toekomst" bevat onder meer een raming van ruimtebehoefte voor woningbouw in de gemeenten Heerenveen en Skarsterlân. Hierbij is vermeld dat op basis van een inschatting van de groeicapaciteit tussen 2000 en 2030 de vraag naar woningen in Rottum 90 bedraagt. In het gemeentelijke Uitvoeringsprogramma Wonen 2011-2015, dat is gebaseerd op de gemeentelijke Woonvisie Skarsterlân 2020, zijn voor Rottum in de periode tot en met 2015 43 woningen opgenomen. Na 2015 betreft het een aantal van 23 woningen.
2.4.3. De met het plan mogelijk gemaakte woningbouw sluit aan bij de veronderstelde woningbehoefte. De omstandigheid dat in de omgeving veel woningen te koop staan - zoals [appellant] en anderen stellen - betekent op zichzelf niet dat de veronderstelde woningbehoefte onjuist is. Wat het nieuwbouwplan in Sintjohannesga betreft heeft de raad ter zitting toegelicht dat de uitgeefbare kavels daar grotendeels zijn verkocht. Er is daarom in zoverre evenmin reden voor twijfel aan de juistheid van de veronderstelde woningbehoefte. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad bij de vaststelling van het plan wat de woningbehoefte betreft van onjuiste veronderstellingen is uitgegaan.
Financiële uitvoerbaarheid
2.5. [appellant] en anderen stellen dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. Zij voeren aan het onwaarschijnlijk is dat de zogenoemde derde fase van het woningbouw project zal worden gerealiseerd, mede gezien de negatieve houding van het college van gedeputeerde staten hierover.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan financieel uitvoerbaar is.
2.5.2. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat een eventuele derde fase van het woningbouwproject in het plan niet is voorzien. Verder heeft de raad ter zitting uiteengezet dat ook de exploitatieberekening - die een positief saldo laat zien - uitsluitend is gebaseerd op de eerste en de tweede fase.
Verkeer
2.6. [appellant] en anderen vrezen een verkeersonveilige situatie. Zij stellen dat is miskend dat realisering van de voorziene woningen een toename van verkeersbewegingen in de dorpskern en op de weg richting Heerenveen met zich zal brengen. [appellant] en anderen brengen hierbij naar voren dat de nieuwe woonwijk aan de westzijde van Rottum is voorzien, terwijl de toekomstige bewoners vooral zullen zijn aangewezen op de voorzieningen in het in oostelijke richting gelegen Heerenveen.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de voorziene ontsluitingswegen de verkeersveiligheid in Rottum kan worden gewaarborgd.
2.6.2. Het plan voorziet in drie ontsluitingswegen voor de nieuwe woonwijk waarvan er één aansluit op de doorgaande weg Binnendyk (N924) die de verbinding vormt met Heerenveen. De andere twee ontsluitingswegen staan in verbinding met de bestaande woonbuurt van [appellant] en anderen.
Voor de gehele bebouwde kom van Rottum geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. De raad heeft toegelicht dat hij voornemens is de grens van de bebouwde kom op de Binnendyk in westelijke richting te verplaatsen zodat de voorziene aansluiting op die weg binnen de bebouwde kom valt en ook daar een maximumsnelheid gaat gelden van 30 kilometer per uur.
Gelet op het vorenstaande, alsmede op het karakter van de Binnendyk en het beperkte aantal extra verkeersbewegingen dat daar gezien het aantal nieuwe woningen kan worden verwacht, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er bij de vaststelling van het plan niet van heeft mogen uitgaan dat de verkeersveiligheid kan worden gewaarborgd.
Toezeggingen
2.7. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan strijdig is met de toezegging die in 2004 aan de bewoners van [locatie 1, 2 en 3] is gedaan dat achter deze percelen niet gebouwd zou gaan worden.
2.7.1. Het plan voorziet in woningbouw direct achter de desbetreffende percelen. Over het betoog van [appellant] en anderen dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat nimmer sprake zal zijn van woningbouw achter de percelen [locatie 1, 2 en 3]. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Conclusie
2.8. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012
431.