201109654/1/T1/R1.
Datum uitspraak: 20 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Melick, gemeente Roerdalen,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Melick, gemeente Roerdalen,
de raad van de gemeente Roerdalen,
verweerder.
Bij besluit van 30 juni 2011, nr. 2011/06/30/07, heeft de raad het bestemmingsplan "Herziening Wienkeskoel II" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2012, waar [appellant sub 1] en de raad, vertegenwoordigd door ing. C.C.N. Ernes en P.J.C. Planje, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.2. Het plan maakt sport- en speelvoorzieningen en straatmeubilair mogelijk op het grasveld ten noorden van de John. F. Kennedysingel en ten westen van de Parklaan.
2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het plan ten onrechte sport- en speelvoorzieningen en straatmeubilair mogelijk maakt op het grasveld. Hiertoe voeren zij aan dat sport- en speelvoorzieningen op het grasveld tot ernstige geluidsoverlast zullen leiden. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ondervinden zij ernstige geluidsoverlast van het met het voorheen geldende plan strijdige gebruik van het grasveld door kinderen van de naastgelegen brede school en jongeren als speelplaats en voetbalveld. Volgens hen is bij de bouw van de brede school in 2006 de speelplaats van de brede school bewust klein gehouden, omdat het toentertijd reeds de bedoeling was dat het grasveld ook werd gebruikt als speelplaats. Volgens [appellant sub 1] maakt het grasveld dan ook deel uit van de brede school en is het een onderdeel van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Volgens hem wordt het grasveld overdag niet alleen tijdens het dagelijkse speelkwartier, het overblijven tussen de middag en de buitenschoolse opvang gebruikt, maar wordt het grasveld ook gebruikt voor gymlessen en activiteiten voor kinderen. [appellant sub 1] voert voorts aan dat het akoestisch onderzoek van Cauberg-Huygen onjuist is. Volgens hem zijn ten onrechte geen geluidmetingen op zijn perceel verricht en is in het onderzoek uitgegaan van een te laag aantal schoolkinderen dat gebruik maakt van het grasveld. Verder blijkt volgens hem uit het akoestisch onderzoek dat de geluidnormen zullen worden overschreden. Ook heeft de raad volgens hem misleidend gehandeld door twee aparte procedures voor de brede school en het plangebied te voeren, omdat de omwonenden daardoor geen volledig beeld is gegeven van de beoogde ontwikkelingen op het grasveld, terwijl hun was verzekerd dat het grasveld niet bebouwd zou worden.
2.3.1. Volgens de raad is het de bedoeling dat op het grasveld twee voetbaldoelen en enkele bankjes worden geplaatst. De raad stelt zich op het standpunt dat dit niet tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leeklimaat van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zal leiden. Uit het akoestisch onderzoek van Cauberg-Huygen blijkt volgens de raad dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van het plan op de nabijgelegen woningen overdag ten hoogste 43 dB(A) en 's avonds ten hoogste 49 dB(A) is en dat het maximale geluidniveau op de nabijgelegen woningen overdag ten hoogste 75 dB(A) en 's avonds ten hoogste 78 dB(A) is. De raad neemt het standpunt in dat een maximaal geluidniveau van 75 dB(A) overdag aanvaardbaar is. Ook is volgens de raad een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 49 dB(A) en een maximaal geluidniveau van 78 dB(A) 's avonds aanvaardbaar, omdat de voorziene speelvoorziening slechts beperkt, tijdens mooi weer in de zomermaanden, 's avonds gebruikt zal worden. Daarbij is volgens de raad ook van belang dat een geluidscherm om verscheidene redenen niet haalbaar is en een verplaatsing van de voorziene speelvoorziening niet zal leiden tot een lagere geluidbelasting. Voorts zal volgens de raad handhavend worden opgetreden tegen het gebruik van fietsen en brommers op het grasveld door jongeren en zijn er niet voldoende andere speelvoorzieningen in Melick.
2.3.2. Aan het grasveld is de bestemming "Groen" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en straatmeubilair.
Ingevolge lid 3.2, lid 3.2.2, onder c, mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 m bedragen.
De achtertuinen van [appellant sub 1], die aan de [locatie 1] woont, en [appellant sub 2], die aan de [locatie 2] woont, grenzen aan het grasveld. Het grasveld is publiekelijk toegankelijk en grenst voor een gedeelte aan het schoolplein van een school die aan de John. F. Kennedysingel ligt. In het hek rondom het schoolplein bevindt zich een opening naar het grasveld.
2.3.3. Ingevolge artikel 2.18, eerste lid en onder a en h, van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (hierna: Barim) wordt bij het bepalen van de geluidniveaus het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van een inrichting buiten beschouwing gelaten, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein en wordt ook het stemgeluid van kinderen op een onverwarmd of onoverdekt terrein dat onderdeel is van een inrichting voor primair onderwijs buiten beschouwing gelaten, in de periode vanaf een uur voor aanvang van het onderwijs tot een uur na beëindiging van het onderwijs.
2.3.4. Op 8 april 2011 heeft Cauberg-Huygen in opdracht van de raad het rapport "Bestemmingsplan "Herziening Wienkeskoel II" Akoestisch onderzoek speelvoorziening" (hierna: het rapport) uitgebracht, waarin de resultaten zijn opgenomen van een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van het plan. Daarbij is ervan uitgegaan dat het plangebied door ten hoogste 20 kinderen tegelijkertijd in totaal drie uur zal worden gebruikt gedurende de dagperiode (07:00 tot 19:00 uur), tijdens het speelkwartier, het overblijven en de buitenschoolse opvang en in totaal twee uur gedurende de avondperiode (19:00 tot 23:00 uur). Verder is ervan uitgegaan dat de voorziene speelvoorziening op een afstand van ongeveer 40 m van de woning aan de Von Hasseltstraat 1 komt te liggen. Voorts is volgens het rapport voor het bronvermogen van kinderen uitgegaan van elders uitgevoerde metingen van het menselijk stemgeluid. Het rapport concludeert dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de woning aan de Von Hasseltstraat 1 overdag 43 dB(A) bedraagt en op de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] 40 dB(A). In de avondperiode bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau volgens het rapport op de woning aan de Von Hasseltstraat 1 49 dB(A) en op de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] 45 dB(A) onderscheidenlijk 46 dB(A). In het rapport wordt voorts geconcludeerd dat het maximale geluidniveau op de woning aan de Von Hasseltstraat 1 overdag 75 dB(A) bedraagt en op de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] 72 dB(A) onderscheidenlijk 73 dB(A). Het maximale geluidniveau in de avondperiode bedraagt volgens het rapport op de woning aan de Von Hasseltstraat 1 78 dB(A) en op de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] 75 dB(A).
2.3.5. Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte twee afzonderlijke procedures voor de brede school en het plangebied heeft gevoerd, overweegt de Afdeling dat de procedure voor de brede school reeds is afgerond en dat geen enkele bepaling in de Wet ruimtelijke ordening, enige andere wettelijke bepaling, ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel zich er tegen verzet dat twee afzonderlijke procedures worden gevoerd. Voorts kon [appellant sub 1] aan de mededeling van de gemeente dat in het plangebied niet gebouwd zou worden niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat in het plangebied geen sport- en speelvoorzieningen mogelijk zouden worden gemaakt, nu de uitstraling van sport- en speelvoorzieningen niet vergelijkbaar is met de uitstraling van een gebouw.
De vraag of, zoals [appellant sub 1] betoogt, het plangebied deel uitmaakt van de brede school en dus onderdeel is van een inrichting, kan buiten beschouwing blijven, omdat ook als het plangebied onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer het stemgeluid van personen op het grasveld op grond van artikel 2.18 van het Barim niet hoeft te worden betrokken bij de vraag of wordt voldaan aan de geluidnormen die in het Barim aan een inrichting worden gesteld. Dit neemt niet weg dat de raad moet afwegen of geluidoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.
Voor zover [appellant sub 1] betoogt dat ten onrechte geen geluidmetingen zijn verricht, wordt overwogen dat in het rapport staat dat voor het bronvermogen van kinderen is uitgegaan van elders uitgevoerde metingen van het menselijk stemgeluid. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt onjuist is. De Afdeling is voorts van oordeel dat Cauberg-Huygen in het rapport ervan heeft kunnen uitgaan dat het plangebied overdag gedurende een periode van in totaal drie uur zal worden gebruikt, nu de raad ter zitting heeft verklaard dat daarover met de brede school afspraken zijn gemaakt en die afspraken zo nodig gehandhaafd zullen worden. Gelet op een door [appellant sub 1] ter zitting getoonde film van de situatie ter plaatse is evenwel aannemelijk gemaakt dat overdag meer dan 20 kinderen tegelijkertijd het plangebied als speelplaats gebruiken, te meer nu zich in het hek rondom het schoolplein een opening bevindt naar het plangebied. Voorts zijn ingevolge de planregels lichtmasten met een hoogte van 8 m toegestaan. Indien lichtmasten worden geplaatst, is aannemelijk dat het plangebied 's avonds langer en intensiever zal worden gebruikt dan waarvan in het rapport is uitgegaan. Dat de raad ter zitting heeft verklaard dat geen lichtmasten zullen worden geplaatst doet daaraan niet af, nu het plan lichtmasten wel mogelijk maakt. Dit klemt te meer nu de raad zijn afweging heeft gebaseerd op de omstandigheid dat het plangebied voornamelijk in de zomerperiode 's avonds zal worden gebruikt, terwijl indien lichtmasten worden geplaatst het plangebied ook in andere perioden van het jaar 's avonds kan worden gebruikt. Verder maakt het plan mogelijk dat de voorziene speelvoorziening bij de grens van het plangebied wordt gesitueerd, terwijl in het rapport ervan is uitgegaan dat de voorziene speelvoorziening op een afstand van ongeveer 40 m van de woning aan de Von Hasseltstraat 1 komt te liggen. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat in het rapport wat betreft de intensiteit van het gebruik overdag, de duur en de intensiteit van het gebruik 's avonds en de afstand van de voorziene speelvoorziening tot de woningen niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, zodat de raad het rapport niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bestreden besluit.
2.4. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en daarom in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.
2.5. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen door met inachtneming van overweging 2.3.5 een akoestisch onderzoek te laten verrichten waarbij wordt uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. De raad dient aan de hand van dat akoestisch onderzoek het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb.
2.6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Roerdalen op om binnen twintig weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 2.3.5 het besluit van 30 juni 2011, nr. 2011/06/30/07, te herstellen door een akoestisch onderzoek te laten verrichten waarbij wordt uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. De raad dient aan de hand van dat akoestisch onderzoek het bestreden besluit alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In het laatste geval dient de raad het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
2. de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2012