ECLI:NL:RVS:2012:BW9501

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201203611/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake uitwerkingsplan Noordhof te Den Haag

Op 14 februari 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag het uitwerkingsplan "Noordhof" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker, wonend te Den Haag, op 4 april 2012 beroep ingesteld bij de Raad van State. De verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, die op 11 juni 2012 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel de verzoeker als vertegenwoordigers van het college aanwezig. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek beoordeeld. De voorzitter oordeelde dat het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van ongeveer 32 woningen in de woonwijk Noordhof en dat de plantoelichting geen juridisch bindende betekenis heeft. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd op 18 juni 2012 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201203611/2/R4.
Datum uitspraak: 18 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2012 heeft het college het uitwerkingsplan "Noordhof" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2012, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 mei 2012.
Bij eerstgenoemde brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juni 2012, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.M. Krijgsman en F.J. Brons, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van het college heeft [verzoeker] ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het uitwerkingsplan strekt tot uitwerking van de bestemming "Linten, deelgebied Noordweg, nader uit te werken (L-1UW)" uit de bestemmingsplannen "Wateringse Veld" en "Wateringse Veld 1e herziening". Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van ongeveer 32 woningen in de woonwijk Noordhof.
2.3. [verzoeker] betoogt dat onduidelijk is of, overal waar in de plantoelichting een omschrijving wordt gegeven van de invulling van de te bouwen woningen in de woonwijk Noordhof, artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder a, van de planregels daarop van toepassing is. Volgens hem is de tekst in de plantoelichting niet in overeenstemming met voornoemde planregel. Hiertoe voert hij aan dat in de desbetreffende planregel wordt gesproken over vrijstaande woningen, middels bijgebouwen geschakelde woningen en/of twee-onder-een kapwoningen, terwijl volgens [verzoeker] in de plantoelichting staat dat aan de Noordweg niet onbeperkt twee-onder-een kapwoningen mogen worden gebouwd. [verzoeker] vreest hierdoor dat hij geen twee-onder-een kapwoning aan de Noordweg mag bouwen, nu al twee andere bouwvergunningsaanvragen voor twee-onder-een kapwoningen aan de Noordweg zijn ingediend.
2.3.1. Het college stelt dat in de plantoelichting de stedenbouwkundige uitgangspunten van het uitwerkingsplan zijn vermeld en dat deze uitgangspunten onder meer hebben geleid tot artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder a, van de planregels. De planregels en verbeelding zijn bindend, aldus het college.
2.3.2. Blijkens de verbeelding is aan de betrokken percelen aan de Noordweg de bestemming "Wonen" toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder a, van de planregels gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels: de hoofdgebouwen bestaan uit vrijstaande woningen, middels bijgebouwen geschakelde woningen en/of twee-onder-een kapwoningen.
2.3.3. Artikel 5, lid 5.2.1, aanhef en onder a, van de planregels alsmede de verbeelding zijn, zoals [verzoeker] ter zitting heeft bevestigd, overeenkomstig zijn wens. De plantoelichting maakt, gelet op artikel 3.1.6, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, geen onderdeel uit van het plan, zodat daaraan geen juridisch bindende betekenis toekomt. Hetgeen in de plantoelichting is vermeld kan dan ook geen afbreuk doen aan voornoemde planregel.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2012
271-650.