201204678/2/R2.
Datum uitspraak: 21 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Goudriaan, gemeente Graafstroom,
de raad van de gemeente Graafstroom,
verweerder.
Bij besluit van 13 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpskernen Graafstroom" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief van dezelfde datum heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juni 2012, waar [verzoekster], in persoon en bijgestaan door mr. J.A. Wols, en de raad, vertegenwoordigd door J.P.J. Kreeft en R. Kip, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. Boudesteijn, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekster] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat voorziet in het realiseren van een bedrijfshal ten behoeve van de aan de [locatie] gevestigde drukkerij [belanghebbende] ter plaatse van het bouwvlak met de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - 17" dat ten zuiden van de wetering is geprojecteerd.
2.3. [verzoekster], die op het naastgelegen perceel woont en aldaar hobbymatig gewassen kweekt, betoogt dat de raad heeft miskend dat het realiseren van het complex gelet op de massaliteit en de hoogte tot een onevenredige aantasting van haar woongenot leidt. Zij vreest voor een aanzienlijke beperking van zonlichttoetreding op haar perceel, voor windturbulentie en schade aan haar gewassen ten gevolge van de bedrijfsloods. Bovendien wordt door deze ontwikkeling het bebouwingslint en het open polderlandschap in Goudriaan onherstelbaar aangetast.
2.4. De raad wenst mee te werken aan de uitbreiding met een bedrijfshal, omdat de drukkerij bijdraagt aan de economische vitaliteit van de gemeente. Het gemeentelijk beleid onderschrijft, aldus de raad, het belang van bedrijvigheid nabij de kernen. Het versterken van de positie van [belanghebbende] draagt bij aan de economische ontwikkeling van het bedrijf en versterkt de werkgelegenheid in en rondom Goudriaan en heeft een positieve uitwerking op Goudriaan, aldus de raad.
2.5. De bedrijfsbestemming is uitgewerkt in artikel 4 van de planregels. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, betreft het een bedrijf met SBI-code 2222, een drukkerij. De maximale goot- en bouwhoogte is respectievelijk 10 en 17 m. Gelet op de bouwregels die zijn opgenomen in artikel 4, lid 4.2, van de planregels mag het gehele bouwvlak worden volgebouwd. [belanghebbende] heeft het voornemen om binnen het bouwvlak een bedrijfshal te realiseren van ongeveer 3600 m² met een dakhoogte variërend van 14-17 m.
2.6. Het bestreden plandeel bevindt zich op ongeveer 100 meter van de woning van [verzoekster]. Gelet op de lengte van het perceel van [verzoekster] zal slechts op een beperkt gedeelte van de achterzijde enige schaduwwerking optreden. Op dit achterste gedeelte van het perceel staan een loods en een schuur zodat de hinder beperkt zal zijn. Daar komt nog bij dat het perceel van [verzoekster] in noordoostelijke richting ligt ten opzichte van het perceel waarop de bedrijfshal kan worden gebouwd, zodat alleen in de namiddag en avond sprake zal zijn van enige schaduwwerking.
Ten aanzien van de vrees voor windhinder verwijst de raad naar NEN 8100 2006 ingevolge waarvan alleen bij gebouwen hoger dan 30 meter nader onderzoek met een windsimulatie is vereist. Gelet op de maximaal toegestane bouwhoogte en de ligging acht de raad een oordeel van een windhinderdeskundige niet noodzakelijk. Dit standpunt is niet gemotiveerd weersproken.
Naar voorlopig oordeel van de voorzitter kan niet staande worden gehouden dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de positieve uitwerking voor Goudriaan en omgeving zwaarder dient te wegen dan de beperkte gevolgen voor de directe omgeving en de verandering van het karakter van de omgeving.
2.7. Het betoog van [verzoekster] dat [belanghebbende] niet aan de geldende parkeernorm kan voldoen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het bestreden plandeel in de bodemprocedure niet in stand blijft. [belanghebbende] heeft een parkeerplan laten opstellen op basis van de richtlijnen van het CROW. [belanghebbende] heeft aangegeven dat de benodigde capaciteit aan parkeerplaatsen op het perceel kunnen worden gerealiseerd. [verzoekster] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is.
2.8. Het betoog van [verzoekster] dat de bedrijfshal zich niet verdraagt met provinciaal- en gemeentelijk beleid geeft evenmin aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het bestreden plandeel in de bodemprocedure niet in stand blijft. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het provinciebestuur in de aanvankelijk gevolgde projectbesluitprocedure heeft laten weten dat het bouwplan van de drukkerij aan het provinciale beleid voldoet omdat het perceel waarop de bouw van de bedrijfshal mogelijk wordt gemaakt binnen de rode contouren van het streekplan Zuid-Holland Oost (thans de Provinciale Structuurvisie) valt. Voor zover [verzoekster] in dit verband verwijst naar een uitspraak van de voorzitter uit 1998, zij opgemerkt dat de rode contouren nadien zijn aangepast. Ook overigens is van strijd met beleid vooralsnog niet gebleken.
2.9. In hetgeen [verzoekster] heeft betoogd omtrent voorkomende beschermde dieren in het gebied, overweegt de voorzitter dat de vraag of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, in beginsel pas aan de orde komt in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had mogen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Gelet op de uitkomsten van de Quick scan locatie drukkerij [belanghebbende] van oktober 2006 en het aanvullende onderzoek van eind mei 2012, die beide zijn uitgevoerd door Landschapsbeheer Zuid-Holland, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet staande worden gehouden dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.10. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij niet gebleken is van zodanige belangen van [verzoekster] die het treffen van een voorlopige voorziening zouden kunnen rechtvaardigen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012