ECLI:NL:RVS:2012:BW9526

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204832/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Nijmegen Ruimte voor de Waal'

Op 21 maart 2012 heeft de raad van de gemeente Nijmegen het bestemmingsplan "Nijmegen Ruimte voor de Waal" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers A en B, wonend te Lent, beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 16 mei 2012. Gelijktijdig met het beroep hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 13 juni 2012 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers in persoon aanwezig waren, bijgestaan door K. Hendriks, en de raad vertegenwoordigd was door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en ambtenaren van de gemeente.

De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan voorziet in een dijkteruglegging en de realisatie van een nevengeul, noodzakelijk om in 2015 te voldoen aan het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied. De maatregelen leiden tot kwelvorming, waarvoor passende maatregelen zijn opgenomen in het plan. Het verzoek om voorlopige voorziening richt zich specifiek op de situering van de watersingel ten zuiden van de percelen van verzoekers aan de Steltsestraat. Verzoekers betogen dat de watersingel direct achter hun woningen zou moeten worden aangelegd om de grondwaterstand bij hoogwater te verlagen en een buffer te creëren.

De raad heeft echter gekozen voor de huidige ligging van de watersingel, omdat deze situering de kwel niet zou doen toenemen en de belangen van verzoekers zou respecteren. De voorzitter concludeert dat de raad in redelijkheid tot deze locatie heeft kunnen besluiten. De voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen zodanige belangen van verzoekers zijn die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012.

Uitspraak

201204832/2/R2.
Datum uitspraak: 21 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te Lent, gemeente Nijmegen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen Ruimte voor de Waal" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief van dezelfde datum als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juni 2012, waar [verzoekers] in persoon en deze laatste bijgestaan door K. Hendriks, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, vergezeld van mr. ing. B.M.F. Schouten-Willemsen en drs. N. Krijt en E.J.M.W. Waterval, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een dijkteruglegging en het realiseren van een nevengeul. Deze maatregelen zijn, aldus de raad, noodzakelijk om, overeenkomstig de PKB Ruimte voor de Rivier, in 2015 te voldoen aan het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied. Deze maatregelen leiden tot kwelvorming in het plangebied waardoor passende maatregelen moeten worden getroffen om dat tegen te gaan. Daartoe zijn een watersingel en een waterkerend scherm in het plan opgenomen.
2.3. Het verzoek om voorlopige voorziening heeft uitsluitend betrekking op de situering van de watersingel ten zuiden van de percelen van onder meer [verzoekers] aan de Steltsestraat in het gebied De Stelt dat ligt ten oosten van de rijksweg A325. [verzoekers] betogen dat de watersingel direct achter de woningen aan de Steltsestraat zou moeten worden aangelegd, omdat daarmee de grondwaterstand bij hoogwater nog lager zou worden en ook een buffer zou ontstaan tussen de woningen en het op te hogen achtergelegen gebied De Stelt, waar op termijn woningbouw is voorzien.
2.4. De raad heeft gekozen voor de ligging van de watersingel zoals die in het plan is neergelegd, omdat door deze situering is verzekerd dat de kwel niet toeneemt en daarmee recht wordt gedaan aan de belangen van onder meer [verzoekers]. Tegelijkertijd blijven er voldoende mogelijkheden om in de toekomst De Stelt in te kunnen richten voor woningbouw in een doelmatige verkaveling.
2.5. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de raad in redelijkheid tot de bestreden locatie voor de watersingel kunnen komen. De voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat aan de gegevens waar [verzoekers] op hebben gewezen, zoals een maquette van het informatiecentrum, geen verwachtingen konden worden ontleend dat de raad bij de vaststelling van het plan de watersingel direct achter de woningen aan de Steltsestraat zou aanleggen. In achtereenvolgens de startnotitie MER, de richtlijnen voor het MER, het voorontwerp-bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal en het ontwerp-bestemmingsplan is de watersingel op de bestreden locatie voorzien. De raad heeft het bestemmingsplan op dit punt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. Voor zover [verzoekers] stellen belang te hebben bij een buffer tussen onder meer hun woning en het achtergelegen gebied De Stelt in verband met woningbouw, overweegt de voorzitter dat dit plan niet voorziet in woningbouw in het tussengelegen gebied en de daarmee samenhangende ophoging van dat gebied. Daarover moet nog besluitvorming plaatsvinden. Als het gebied al zal worden opgehoogd ten behoeve van woningbouw, zal, aldus de raad, in de planvorming aandacht zijn voor de waterhuishoudkundige gevolgen daarvan voor omliggende woningen waaronder die van [verzoekers]. Indien nodig zal dat plan voorzien in aanvullende maatregelen waarbij moet worden gedacht aan drainage of de aanleg van zijsloten. De beoordeling daarvan dient in die procedure plaats te vinden en kan niet tot het oordeel leiden dat de raad niet in redelijkheid tot de bestreden locatie van de watersingel heeft kunnen besluiten.
2.6. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij niet gebleken is van zodanige belangen van [verzoekers] die het treffen van een voorlopige voorziening zouden kunnen rechtvaardigen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2012
224.