ECLI:NL:RVS:2012:BX0260

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110523/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor restauratie en verandering van een object te Driebergen

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 juni 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [wederpartij] tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug, die op 5 augustus 2010 een reguliere bouwvergunning eerste fase had verleend aan [verzoeker sub 2] voor het restaureren en veranderen van een object op het perceel [locatie] te Driebergen. Het college had eerder, op 7 juni 2011, het bezwaar van [wederpartij] tegen deze bouwvergunning ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht had op 19 augustus 2011 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, met de opdracht om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 18 juni 2012. Tijdens deze zitting heeft [verzoeker sub 2] aangegeven geen gebruik te maken van de verleende bouwvergunning totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. De voorzitter heeft overwogen dat [wederpartij] geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat er op dat moment geen bouwwerkzaamheden plaatsvonden die onder de bouwvergunning vielen. De voorzitter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het voorlopige karakter van de beslissing en dat deze niet bindend is in de bodemprocedure. De voorzitter heeft de beslissing op een zorgvuldige wijze genomen, rekening houdend met de belangen van alle betrokken partijen.

Uitspraak

201110523/2/A1.
Datum uitspraak: 25 juni 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [wederpartij], wonend te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 19 augustus 2011 in zaak nrs. 11/2249 en 11/2293 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2010 heeft het college aan [verzoeker sub 2] een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het restaureren en veranderen van het [object] op het perceel [locatie] te Driebergen.
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 augustus 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 juni 2011 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2011, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2011, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 24 oktober 2011. [verzoeker sub 2] heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 28 oktober 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2012, heeft [wederpartij] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juni 2012, waar [wederpartij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door P. Pasveer, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [verzoeker sub 2] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het door [wederpartij] gedane verzoek strekt tot schorsing van de bij besluit van 5 augustus 2010 verleende bouwvergunning, tot zes weken nadat het college een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen.
2.3. Desgevraagd heeft [verzoeker sub 2] tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting te kennen gegeven dat hij thans geen gebruik maakt van de bij besluit van 5 augustus 2010 verleende bouwvergunning en hij dat ook niet zal doen alvorens de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, dan wel voor het bouwplan ontheffing krachtens artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening is verleend, mocht dat nodig blijken te zijn. Voor zover er op dit moment bouwwerkzaamheden in het voormalige klooster plaats vinden, betreft dat werkzaamheden ten behoeve van de casco-restauratie op grond van een inmiddels onherroepelijke omgevingsvergunning voor het wijzigen van een beschermd monument.
2.4. Onder deze omstandigheden heeft [wederpartij] geen spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorziening. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2012
604.