ECLI:NL:RVS:2012:BX0266

Raad van State

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201112542/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.G. Biharie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag en bewijsvoering overeenkomst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 november 2011, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen werd behandeld. De Belastingdienst had op 8 oktober 2009 het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en vastgesteld op nihil. Dit besluit werd door de Belastingdienst in een later besluit van 15 juli 2011 opnieuw ongegrond verklaard, waarop [appellant] in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand, omdat de overeenkomst met het gastouderbureau niet door alle partijen was ondertekend.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen aanspraak heeft op het voorschot kinderopvangtoeslag, omdat hij wel degelijk een overeenkomst heeft gesloten met het gastouderbureau. Hij overlegt betaalbewijzen ter ondersteuning van zijn stelling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt echter dat, volgens artikel 52 van de Wet kinderopvang, een aanvrager de overeenkomst met de houder moet aantonen om in aanmerking te komen voor een voorschot. Aangezien de overgelegde overeenkomst niet door alle partijen is ondertekend, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat [appellant] geen aanspraak kan maken op het voorschot.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 terecht heeft herzien. De overige redenen die de Belastingdienst aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, hoeven niet besproken te worden, omdat de rechtbank al terecht heeft geoordeeld dat er geen geldige overeenkomst is. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201112542/1/A2.
Datum uitspraak: 4 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 november 2011 in zaak nr. 10/2732 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft de Belastingdienst het aan [appellant] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 15 juli 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2011, verzonden op 22 november 2011, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 26 en 30 januari 2012 daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, is daarop de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover thans van belang, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het gastouderopvang betreft die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, voor zover thans van belang, is artikel 52 op de houder van een gastouderbureau van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 18 van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2.2. Aan het besluit van 15 juli 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat kinderopvang op basis van een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft plaatsgevonden en hij daarom geen aanspraak op een voorschot voor het jaar 2008 heeft.
De rechtbank heeft dat besluit vernietigd, omdat de Belastingdienst [appellant] niet had gehoord. Zij heeft de rechtsgevolgen van het besluit evenwel in stand gelaten, omdat de door [appellant] overgelegde overeenkomst met het gastouderbureau niet door alle partijen is ondertekend en derhalve niet kan gelden als overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank daarmee heeft miskend dat hij een overeenkomst met het gastouderbureau heeft gesloten en hieraan ook uitvoering is gegeven. Ten bewijze daarvan heeft hij betaalbewijzen overgelegd.
2.3.1. Dat betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 juli 2011 in zaak nr.
201100797/1/H2), bestaat geen aanspraak op een voorschot kinderopvangtoeslag, indien er geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, is, krachtens dewelke de kinderopvang wordt geboden. Dit betekent dat de aanvrager, om in aanmerking te kunnen komen voor een voorschot kinderopvangtoeslag, de overeenkomst met de houder met een akte daarvan moet aantonen. De rechtbank heeft, nu de overgelegde overeenkomst, naar niet in geschil is, niet door alle partijen is ondertekend, met juistheid overwogen dat niet vaststaat dat de kinderopvang krachtens die overeenkomst is geboden.
Dat, naar [appellant] onder overlegging van betaalbewijzen stelt, vanaf 22 februari 2008 uitvoering aan de overeenkomst is gegeven, maakt dat, gelet op artikel 52 van de Wko, niet anders.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte niet alle aan het besluit van 15 juli 2011 ten grondslag gelegde redenen om het voorschot te herzien heeft besproken.
2.5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3.1. is overwogen, is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 heeft mogen herzien, reeds omdat [appellant] geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft overgelegd. De rechtbank heeft onder die omstandigheden terecht geen aanleiding gezien de overige aan het besluit van 15 juli 2011 ten grondslag gelegde redenen te bespreken.
Ook dat betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Biharie, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Biharie
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2012
611.