ECLI:NL:RVS:2012:BX1037

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201113202/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van een persoonsgebonden ontheffing voor permanente bewoning van een recreatiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 november 2011. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Aalburg om geen ontheffing te verlenen voor de permanente bewoning van een recreatiewoning op het recreatieterrein 'De Veense Put' gegrond verklaard voor wat betreft de gedoogverklaring, maar ongegrond voor de weigering van de ontheffing. Appellanten hadden in oktober 2010 een persoonsgebonden beschikking voor vier jaar aangevraagd, maar het college had hun bezwaar hiertegen ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college niet had moeten afzien van het nemen van een projectbesluit, maar het hoger beroep van appellanten is ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het college terecht de aanvragen van appellanten niet als een aanvraag om een projectbesluit heeft aangemerkt. De rechtbank heeft zich terecht beperkt tot het beroep tegen de gedoogbeschikking en de weigering van de ontheffing. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201113202/1/A1.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Veen, gemeente Aalburg,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 1 november 2011 in zaak nr. 11/2950 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalburg.
1. Procesverloop
Bij brief van 5 oktober 2010 heeft het college aan [appellanten] een persoonsgebonden beschikking voor vier jaar verleend voor de bewoning van de recreatiewoning op het recreatieterrein "De Veense Put" aan de [locatie] te Veen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 april 2011 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2011, verzonden op 11 november 2011, heeft de rechtbank het door [appellanten] beroep voor zover gericht tegen de gedoogverklaring gegrond verklaard, het besluit van 5 april 2011 in zoverre vernietigd, het bezwaar tegen de gedoogverklaring niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het beroep ten aanzien van de weigering ontheffing te verlenen heeft de rechtbank ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 januari 2012.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2012, waar [appellant A], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "1e Herziening Plassengebied Veen", rust op het perceel de bestemming "Seizoenrecreatie".
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de voor seizoenrecreatie aangewezen gronden bestemd voor seizoenrecreatie als bedoeld in artikel 1, onder p, in de vorm van vaste standplaatsen ten behoeve van één toer- of stacaravan per standplaats.
Ingevolge artikel 1, onder p, wordt onder seizoenrecreatie verstaan die vorm van recreatie waarbij gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober gebruik wordt gemaakt van een toer- of stacaravan.
Ingevolge artikel 14 is het verboden om de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming.
2.2. Ingevolge artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, kan het college ten behoeve van de bij het Besluit ruimtelijke ordening( hierna: Bro) aangewezen gevallen, ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onderdeel j, van het Bro, voor zover hier van belang en zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, komt het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning voor toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro in aanmerking, wanneer de aanvrager vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sindsdien onafgebroken bewoont.
Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wro, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het vierde lid kan de gemeenteraad deze bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.3. Het college heeft handhavingsbeleid voor het recreatieterrein "De Veense Put" vastgesteld. Dit handhavingsbeleid stemt overeen met het plan van aanpak bouw- en gebruiksovertredingen "De Veense Put", door de gemeenteraad vastgesteld op 22 december 2009 en gewijzigd in 2010. Daarin is opgenomen dat tegen permanente bewoning van recreatiewoningen in De Veense Put handhavend wordt opgetreden.
Op aanvraag wordt een persoonsgebonden ontheffing verleend mits de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.1.1 van het Bro.
Op aanvraag wordt een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor vier jaar verstrekt indien de permanente bewoning in een recreatiewoning op het terrein na 31 oktober 2003 maar vóór 22 december 2009 is aangevangen en sindsdien onafgebroken voortduurt.
2.4. [appellanten] hebben het perceel in september 2007 aangekocht. Niet in geschil is dat het gebruik voor permanente bewoning in strijd met het bestemmingsplan is.
2.5. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte naar aanleiding van de aanvragen niet ook heeft bezien of het een projectbesluit kon nemen voor de bewoning van de recreatiewoning.
2.5.1. Op 7 mei 2010 is het door het college ter uitvoering van zijn beleid ter beschikking gestelde formulier "Aanvraagformulier persoonsgebonden gedoogbeschikking" van [appellant A] ingekomen. Daaraan is ter toelichting toegevoegd: "Niet akkoord met voorstel gedoogbeschikking voor 4 jaar, alleen voor onbepaalde tijd. Onze woning loopt niet onder water en de weg ook niet!". Op 7 mei 2010 is het door het college ter uitvoering van zijn beleid ter beschikking gestelde formulier "Aanvraagformulier persoonsgebonden ontheffing" van [appellant B] ingekomen. Aan de aanhef is toegevoegd "gedoogbeschikking". Verder is ter toelichting toegevoegd: "Niet akkoord met voorstel gedoogbeschikking voor 4 jaar, alleen voor onbepaalde tijd. Onze woning loopt niet onder water en de weg ook niet!".
2.5.2. De aanhef noch de toelichting op het formulier bieden aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de aanvragen tevens had moeten aanmerken als een aanvraag om een projectbesluit. Evenmin bestaat daartoe een wettelijke verplichting. De rechtbank heeft zich in haar oordeel dan ook terecht beperkt tot het ingestelde beroep tegen de persoonsgebonden gedoogbeschikking voor 4 jaar en de weigering ontheffing te verlenen.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
270.