ECLI:NL:RVS:2012:BX1047

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106829/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • H.E. Postma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Gezondheidscentrum Westerbork en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Gezondheidscentrum Westerbork" dat op 28 april 2011 door de raad van de gemeente Midden-Drenthe is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen op 21 juni 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar de betrokken partijen zijn verschenen. De appellanten betogen dat de raad de zienswijze op onbehoorlijke wijze terzijde heeft gelegd en dat er geen mogelijkheid was om deze zienswijze nader toe te lichten. Ze stellen dat de vergadering van de raadscommissie niet is uitgesteld, ondanks toezeggingen, en dat het plan niet in overeenstemming is met de Structuurvisie Westerbork 2009-2020.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de raad in het zienswijzenverslag is ingegaan op de naar voren gebrachte zienswijze en dat de appellanten geen redenen hebben aangevoerd waarom de weerlegging in het verslag onjuist of onvoldoende zou zijn. De Afdeling concludeert dat de raad de belangen van de uitbreiding van het gezondheidscentrum zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van de appellanten bij het behoud van hun woon- en leefklimaat. De Afdeling stelt vast dat het plan in overeenstemming is met de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht, en dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de afweging van belangen.

De appellanten hebben ook betoogd dat de uitbreiding niet nodig is en dat deze binnen het bestaande bouwvlak kan plaatsvinden. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle betrokken belangen en dat de raad niet onredelijk heeft gehandeld. De conclusie is dat de Afdeling geen aanleiding ziet om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het recht is genomen. Het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

201106829/1/R4.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Westerbork, gemeente Midden-Drenthe,
en
de raad van de gemeente Midden-Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Gezondheidscentrum Westerbork" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2012, waar [appellant] en anderen, van wie [gemachtigde] in persoon, bijgestaan door ing. A.G. van Kempen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.K. van Hoek-Postma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door S. Schilder en E. Beltman, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Ingetrokken beroepsgronden
2.1. Ter zitting hebben [appellant] en anderen hun beroepsgronden over de onduidelijkheid van de planregels inzake de maximale goot- en bouwhoogte en over het niet vaststellen van een exploitatieplan, ingetrokken.
Het plan
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de uitbreiding van een bestaand gezondheidscentrum met ongeveer 350 m² tot een maximale bouwhoogte van 7,5 meter op het perceel Groeneweg 3 te Westerbork.
Procedurele bezwaren
2.3. [appellant] en anderen voeren aan dat de raad de naar voren gebrachte zienswijze op onbehoorlijke wijze terzijde heeft gelegd en dat er ten onrechte geen mogelijkheid was deze zienswijze nader te onderbouwen en toe te lichten. In dit verband betogen zij dat in strijd met gedane toezeggingen de vergadering van de raadscommissie waarin het bestreden besluit werd voorbereid, niet is uitgesteld. Onder meer daardoor is nooit toegelicht hoe het plan past in de Structuurvisie Westerbork 2009-2020 van maart 2009.
2.3.1. In het zienswijzenverslag wordt ingegaan op de naar voren gebrachte zienswijze. [appellant] en anderen hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het zienswijzenverslag onjuist dan wel onvoldoende zou zijn.
Het plan is tot stand gekomen in overeenstemming met de daartoe in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voorgeschreven procedure. In de Wro en de Awb, noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan de raad in een geval als hier aan de orde verplicht is degenen die een zienswijze naar voren hebben gebracht gelegenheid te bieden de zienswijze nader te onderbouwen en toe te lichten. In de door [appellant] en anderen niet nader onderbouwde stelling dat niet is toegelicht hoe het plan zich verhoudt tot voornoemde Structuurvisie bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre onzorgvuldig heeft vastgesteld.
Het betoog faalt.
Woon- en leefklimaat
2.4. [appellant] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat. In dit verband wijzen zij op vermindering dan wel verlies van uitzicht en zonlicht als gevolg van de op korte afstand van hun perceelsgrenzen voorziene uitbreiding van het gezondheidscentrum. De uitbreiding van het gezondheidscentrum past, gelet op het volume en de bouwmassa, volgens hen niet in de omgeving.
2.4.1. De raad stelt een belangenafweging te hebben gemaakt waarbij ervoor is gekozen de voorziene uitbreiding van het gezondheidscentrum zwaarder te laten wegen dan het belang van [appellant] en anderen bij het behoud van hun huidige woon- en leefklimaat. Met het plan wordt beoogd het aanbod aan medische voorzieningen in de gemeente Westerbork uit te breiden om een meer volledige eerstelijnszorg aan te kunnen bieden.
De raad stelt voorts dat het gezondheidscentrum in een zogenoemd gemengd gebied staat, nu het aan de noordkant is omringd door bosgebied en aan de zuidkant door woningen en bedrijven. De voorziene uitbreiding past, gelet op het volume en de bouwmassa, volgens de raad dan ook goed in deze omgeving.
2.4.2. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend plan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen.
De maximale goot- en bouwhoogte van de uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak mogen ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder a, aanhef en sub 2, en artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding, 6 meter onderscheidenlijk 7,5 meter bedragen, met een afwijkingsbevoegdheid van 10%. De woningen van [appellant] en anderen staan op de percelen [locatie 1] en [locatie 2], op een afstand van ongeveer 10 meter tot het bouwvlak van de voorziene uitbreiding. Niet in geschil is dat het plan zal leiden tot enige aantasting van het huidige uitzicht vanaf de woningen van [appellant] en anderen. In dit verband merkt de Afdeling echter op dat geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. Ter zitting heeft de raad onweersproken toegelicht dat het zonlicht in de bestaande situatie reeds wordt afgeschermd door bebossing, het huidige gezondheidscentrum en de aanwezige bebouwing op de percelen [locatie 3] en [locatie 2]. Om verdere vermindering van het zonlicht zoveel mogelijk te beperken, wordt de voorziene uitbreiding, in aansluiting op de in de omgeving aanwezige bebouwing, vormgegeven met een plat dak en met inachtneming van voornoemde goot- en bouwhoogte. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat het gezondheidscentrum lager is gelegen dan de woningen van [appellant] en anderen, zodat het effect van de voorziene bebouwing op het zonlicht ook om die reden beperkt is.
Wat betreft het betoog van [appellant] en anderen dat de voorziene uitbreiding niet in de omgeving past, geeft het aangevoerde, gelet op de thans reeds aanwezige bebouwing van het gezondheidscentrum en het, niet weersproken, gemengde karakter van de omgeving, geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene uitbreiding wat betreft het volume en de bouwmassa past in de omgeving.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met uitbreiding van het gezondheidscentrum dan aan het belang dat is gediend met behoud van het huidige woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen.
Het betoog faalt.
Alternatief
2.5. [appellant] en anderen betogen dat de door het plan mogelijk gemaakte uitbreiding niet nodig is. In plaats daarvan zou de voorziene uitbreiding volgens hen kunnen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak van de in 2002 verleende vrijstelling voor het oprichten van het gezondheidscentrum, die voldoende ruimte biedt om, in een andere richting, uit te breiden.
2.5.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Ter zitting hebben de raad en [belanghebbende] onweersproken gesteld dat uitbreiding van het gezondheidscentrum op de door [appellant] en anderen voorgestane wijze grote gevolgen zou hebben voor de huidige exploitatie en de interne routing van het gezondheidscentrum, en derhalve niet wenselijk is. Deze afweging is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk.
Het betoog faalt.
Verdwijnen woonbestemming
2.6. In het plan wordt volgens [appellant] en anderen ten onrechte, nog meer dan in de vrijstelling, oorspronkelijke woonbestemming opgeofferd.
2.6.1. Met het plan wordt volgens de raad geen extra woonbestemming opgeofferd, vergeleken met de vrijstelling, aangezien deze reeds mogelijk maakte dat het hele plangebied door het gezondheidscentrum zou worden gebruikt. De Afdeling ziet gelet op het vrijstellingsbesluit geen aanleiding dit standpunt onjuist te achten.
Het betoog faalt.
Parkeren
2.7. [appellant] en anderen betogen dat het aantal van 49 benodigde parkeerplaatsen, gelet op de beschikbare ruimte op eigen terrein, niet kan worden gerealiseerd. Volgens hen blijven na de voorziene uitbreiding slechts 38 parkeerplaatsen over.
2.7.1. De raad stelt dat op het perceel Groeneweg 3 voldoende ruimte beschikbaar is voor de realisering van 49 parkeerplaatsen. Met de huidige terreinindeling zullen na de voorziene uitbreiding 38 parkeerplaatsen overblijven. Op het desbetreffende perceel is echter, mede omdat de huidige parkeervoorziening ruimer is dan verplicht, volgens de raad na herinrichting van het parkeerterrein voldoende ruimte om 49 parkeerplaatsen te realiseren.
2.7.2. Niet in geschil is dat de juiste parkeernorm is toegepast. Uit de op basis van de bij het verweerschrift gevoegde berekeningen, zoals deze door de raad ter zitting nader zijn toegelicht, volgt dat het totaal onbebouwd terreinoppervlak van de in het plan betrokken percelen ongeveer 1.912 m2 is. De benodigde terreinoppervlakte voor de realisering van 49 parkeerplaatsen bedraagt volgens deze berekeningen 1.793 m2.
[appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat op het desbetreffende perceel onvoldoende ruimte buiten het bouwvlak beschikbaar is voor het realiseren van de als gevolg van het plan benodigde parkeerplaatsen.
Het betoog faalt.
Conclusie
2.8. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
539-650.