201110898/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 augustus 2011 in zaak nr. 11/30 in het geding tussen:
Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluiten van 24 september en 25 september 2009 heeft de Belastingdienst de aan [appellant] toegekende voorschotten kinderopvang over de jaren 2008 en 2009 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 28 november 2010 heeft Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 18 juli 2011 heeft de Belastingdienst het besluit van 28 november 2010 herzien en opnieuw besloten het bezwaar ongegrond te verklaren.
Bij uitspraak van 30 augustus 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2012, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. W.J.A. Vis, werkzaam bij de naamloze vennootschap DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., en vergezeld door zijn [naam echtgenote], is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49 (vóór 1 januari 2009) en artikel 5 (na 1 januari 2009), van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, voor zover hier van belang, doet degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen daarvan melding aan het college van burgemeester en wethouders (hierna ook: het college) van de gemeente van vestiging.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, voor zover hier van belang, houdt het college een register bij van gemelde gastouderbureaus.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, voor zover hier van belang, is artikel 52 van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Awir wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, is indien een voorschot op de tegemoetkoming is verleend en er een relevante wijziging optreedt in de omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming, de belanghebbende gehouden die wijziging te melden aan de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, kan verwijdering door het college van de gegevens van een gastouderbureau uit het register plaatsvinden, indien uit onderzoek als bedoeld in artikel 62 van de Wko is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, van de Wko gegeven voorschriften.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, voor zover hier van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en […] de naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, gelezen in samenhang met het vijfde lid en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir, doet de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner, indien een voorschot op de tegemoetkoming is verleend en zich in het berekeningsjaar een wijziging van het geregistreerde kindercentrum of geregistreerde gastouderbureau voordoet waarmee bij het verlenen van het voorschot geen rekening is gehouden en die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming, daarvan binnen vier weken schriftelijk dan wel elektronisch mededeling aan de Belastingdienst.
2.2. De rechtbank heeft het besluit van de Belastingdienst van 18 juli 2011 in stand gelaten omdat haar niet is gebleken dat [appellant] over een overeenkomst met het gastouderbureau Dar el Hanan in Gorinchem voor 2008 beschikt, zodat [appellant] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag voor 2008. Volgens de rechtbank heeft [appellant] ook voor 2009 geen recht op kinderopvangtoeslag, nu op de overeenkomst voor dat jaar het gastouderbureau in Gorinchem is vermeld, terwijl dat gastouderbureau met ingang van 20 oktober 2008 uit het register van het college van Gorinchem is verwijderd.
2.3. [appellant] voert aan dat de aangevallen uitspraak feitelijke grondslag mist. Hij verwijst daartoe naar de door hem in hoger beroep overgelegde overeenkomsten, te weten één overeenkomst met de houder van het gastouderbureau Dar el Hanan in Gorinchem voor 2008 met als dagtekening 2 januari 2008, en twee overeenkomsten met de houder van het gastouderbureau Dar el Hanan in Hoogeveen voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2008 met als dagtekening 26 juli 2008 onderscheidenlijk voor 2009 met als dagtekening 27 december 2008.
2.4. Gelet op artikel 52 van de Wko gelezen in samenhang met artikel 56, tweede lid, van de Wko en artikel 18, eerste lid, van de Awir, moet degene die stelt recht te hebben op een voorschot kinderopvangtoeslag, aantonen dat de kinderopvang is geschied op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kinderopvang heeft plaatsgevonden op basis van de door hem in hoger beroep overgelegde overeenkomsten. Zijn stelling ter zitting dat hij deze overeenkomsten via de broer van de houder van het gastouderbureau ter beschikking heeft gekregen nadat de stukken van het gastouderbureau in 2010 in beslag zijn genomen, en dat hij deze daarom eerst in hoger beroep heeft kunnen overleggen, strookt niet met zijn eerder ingenomen standpunten in bezwaar en beroep. De Belastingdienst heeft terecht in zijn verweerschrift aangevoerd dat in het verslag van de hoorzitting in bezwaar is vermeld dat [appellant] heeft verklaard dat hij geen overeenkomst heeft gesloten met het gastouderbureau Dar el Hanan in Hoogeveen. In beroep heeft [appellant], tevergeefs, het standpunt ingenomen dat de overeenkomst voor 2007 gelet op de algemene voorwaarden van het gastouderbureau Dar el Hanan stilzwijgend voor 2008 is verlengd. Noch in bezwaar, noch in beroep heeft [appellant] gesteld dat de desbetreffende overeenkomsten weliswaar bestaan, maar dat hij hier niet over beschikt. Zijn verklaringen ter zake zijn derhalve innerlijk tegenstrijdig en overtuigen niet.
Voorts is niet gebleken dat [appellant] aan de Belastingdienst heeft medegedeeld dat hij met ingang van 1 augustus 2008 gebruik maakt van bemiddeling door gastouderbureau Dar el Hanan in Hoogeveen, terwijl hij, gelet op artikel 17, eerste lid, van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 5, vijfde lid en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir, gehouden was deze wijziging binnen vier weken schriftelijk of elektronisch te berichten aan de Belastingdienst.
In het betoog van [appellant] wordt dan ook geen aanleiding gezien tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012