201110858/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 augustus 2011 in zaak nr. 10/1488 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de Belastingdienst het aan [wederpartij] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 12 november 2010 heeft de Belastingdienst, voor zover hier van belang, het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard.
Bij besluit van 9 december 2010 heeft de Belastingdienst het aan [wederpartij] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 vastgesteld op € 20.312,00.
Bij uitspraak van 30 augustus 2011, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2010 vernietigd, het besluit van 22 september 2009 vernietigd (lees: herroepen) en de Belastingdienst opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 november 2011.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2012, waar [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. M.J. Hoogendoorn, advocaat te Utrecht, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49 van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 45, eerste lid, voor zover hier van belang, doet degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen daarvan melding aan het college van burgemeester en wethouders (hierna ook: het college) van de gemeente van vestiging.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, voor zover hier van belang, houdt het college een register bij van gemelde gastouderbureaus.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 56, tweede lid, voor zover hier van belang, is artikel 52 van overeenkomstige toepassing op de houder van een gastouderbureau.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Awir wordt een tegemoetkoming op aanvraag toegekend door de Belastingdienst.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, kan verwijdering door het college van de gegevens van een gastouderbureau uit het register plaatsvinden, indien uit onderzoek als bedoeld in artikel 62 van de Wko is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, van de Wko gegeven voorschriften.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, voor zover hier van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en […] de naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, gelezen in samenhang met het vijfde lid en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir, doet de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner, indien een voorschot op de tegemoetkoming is verleend en zich in het berekeningsjaar een wijziging van het geregistreerde kindercentrum of geregistreerde gastouderbureau voordoet waarmee bij het verlenen van het voorschot geen rekening is gehouden en die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming, daarvan binnen vier weken schriftelijk dan wel elektronisch mededeling aan de Belastingdienst.
2.2. De Belastingdienst heeft het bezwaar van [wederpartij] bij besluit van 12 november 2010 gedeeltelijk gegrond verklaard en de kinderopvangtoeslag voor 2008 bij besluit van 9 december 2010 vastgesteld op € 20.312,00. Tussen de twee besluiten bestaat een onverbrekelijke samenhang en de Afdeling vat deze besluiten (hierna tezamen: het besluit van 12 november 2010), in overeenstemming met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, op als de samenstellende bestanddelen van het in heroverweging genomen besluit op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar.
2.3. De Belastingdienst heeft zich in het besluit van 12 november 2010 op het standpunt gesteld dat [wederpartij] vanaf 20 oktober 2008 geen aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag, omdat het gastouderbureau Dar el Hanan in Gorinchem met ingang van die datum uit het register van het college van Gorinchem is verwijderd en [wederpartij] geen wijziging heeft ingediend waaruit blijkt dat zij is overgestapt naar een ander gastouderbureau.
2.4. De rechtbank heeft het besluit van 12 november 2010 vernietigd en het besluit van 22 september 2009 herroepen, omdat [wederpartij] ook na 20 oktober 2008 gebruik heeft gemaakt van de diensten van een geregistreerd gastouderbureau. Volgens de rechtbank is het gastouderbureau Dar el Hanan met ingang van 1 augustus 2008 geregistreerd in het register van het college van Hoogeveen en is de overeenkomst van [wederpartij] met het gastouderbureau, ook na verwijdering van het gastouderbureau uit het register te Gorinchem, blijven bestaan.
2.5. De Belastingdienst komt terecht tegen dit oordeel op. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 november 2011 in zaak nr. 201106339/1/H2; www.raadvanstate.nl) dient degene die voornemens is een gastouderbureau in exploitatie te nemen dit te melden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van feitelijke vestiging, is dit college belast met het toezicht op de in zijn gemeente gevestigde gastouderbureaus en verwijdert dit college het gastouderbureau uit het register indien dat niet meer voldoet aan gestelde kwaliteitseisen. Gelet hierop dient het gastouderbureau te Hoogeveen wat betreft de toepassing van de Wko als een ander gastouderbureau te worden aangemerkt dan het gastouderbureau te Gorinchem.
Het gastouderbureau te Gorinchem is op 20 oktober 2008 door het college uit het gemeentelijke register verwijderd wegens het niet voldoen aan de (kwaliteits)eisen van de Wko. De verwijdering uit het gemeentelijke register is overeenkomstig artikel 9, derde lid, van de Regeling bekend gemaakt in het huis-aan-huisblad "Stad Gorinchem" van 21 oktober 2008. [wederpartij] had dus van de verwijdering van Dar el Hanan uit het gemeentelijke register te Gorinchem op de hoogte kunnen zijn.
Voor toepassing van de Wko moet in dit geval worden uitgegaan van twee afzonderlijke gastouderbureaus, één na melding geregistreerd te Gorinchem welke melding later uit het gemeentelijke register is verwijderd en één na melding geregistreerd te Hoogeveen, beide dus onderworpen aan het toezicht van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente van feitelijke vestiging.
Nu sprake is van twee afzonderlijke gastouderbureaus, heeft de rechtbank de vestiging van het gastouderbureau in Hoogeveen ten onrechte geduid als een verhuizing van hetzelfde gastouderbureau van Gorinchem naar Hoogeveen en heeft zij ten onrechte geconcludeerd dat artikel 5, vijfde lid en onder c, van de Uitvoeringsregeling Awir niet van toepassing is. De verwijdering van het gastouderbureau uit het register te Gorinchem is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, een wijziging die leidt tot beëindiging van de tegemoetkoming als bedoeld in dat artikel. Kinderopvang door het gastouderbureau te Hoogeveen kan, gelet op het voorgaande en het bepaalde in artikel 52, gelezen in samenhang met artikel 56, tweede lid, van de Wko, niet plaatsvinden op grond van een overeenkomst met de houder van het gastouderbureau te Gorinchem.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 12 november 2010 van de Belastingdienst alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 augustus 2011 in zaak nr. 10/1488;
III. verklaart het bij de rechtbank door [wederpartij] ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012