201111451/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Escassefort, Frankrijk,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 oktober 2011 in zaak nr. 11/1940 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij besluit van 8 april 2011 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag voor [appellant] voor het jaar 2008 op nihil gesteld.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 5 oktober 2011, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 24 oktober 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 9 en 11 januari 2012 daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar, volgend op het berekeningsjaar, worden ingediend bij de Belastingdienst. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin vermelde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn. Indien meer dan een van de personen, bedoeld in de tweede volzin, is uitgenodigd om aangifte inkomstenbelasting te doen, wordt voor de toepassing van die volzin uitgegaan van de aangifte, waarvan de indieningstermijn het laatst verloopt.
2.2. Aan het besluit van 8 april 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat [appellant] zijn aanvraag om zorgtoeslag voor het jaar 2008 op 1 november 2010 en derhalve te laat heeft ingediend.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij niet van een wettelijke regeling over het tijdig aanvragen van zorgtoeslag op de hoogte was. Voorts doet hij een beroep op de hardheidsclausule.
2.4. De rechtbank heeft aan de gestelde omstandigheid dat [appellant] niet op de hoogte was van het bestaan van de regeling van de termijn voor het aanvragen van zorgtoeslag terecht niet de betekenis toegekend die deze daaraan gehecht wilde zien. Artikel 15 van de Awir bood de Belastingdienst geen ruimte om van de gestelde termijn af te wijken. Voorts bevat de Awir ter zake geen hardheidsclausule. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Reuveny
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012