ECLI:NL:RVS:2012:BX1086

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109627/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en de bouw van woningen in het buitengebied van Reusel-De Mierden

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 juli 2012 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan dat op 31 mei 2011 door de raad van de gemeente Reusel-De Mierden is vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van twee woningen in het kader van de regeling 'Buitengebied in ontwikkeling' (BIO-woningen) tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Tegen dit besluit heeft de appellant beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de raad ten onrechte de 'Beleidsnotitie voor bebouwingsconcentraties' aan het plan ten grondslag heeft gelegd. De appellant stelt dat de bebouwingsconcentratie Kattenbos, waarin het plangebied is gelegen, een vrij open karakter heeft en dat woningbouw in strijd is met het streven naar het behoud van landschappelijke openheid.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2012. De raad is vertegenwoordigd door ing. M. Hartgerink, en de appellant door mr. C.R. Jansen. De Afdeling overweegt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beleidsnotitie onjuist is toegepast. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op de beleidsnotitie heeft kunnen baseren, en dat de bouw van de woningen niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling oordeelt dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de milieuhinder ter plaatse zal afnemen door de sanering van de intensieve veehouderij en dat de kwaliteit van het landschap verbetert. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201109627/1/R3.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Reusel, gemeente Reusel-De Mierden,
en
de raad van de gemeente Reusel-De Mierden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2012, waar
de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Hartgerink, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Verder is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in de bouw van twee woningen in het kader van de regeling "Buitengebied in ontwikkeling" (hierna: de BIO-woningen) tussen de percelen [locatie 1 en 2] na het beëindigen van de intensieve veehouderij op het gekoppeld bouwblok [locatie 1] en [locatie 3].
2.2. [appellant] voert aan dat de raad ten onrechte de "Beleidsnotitie voor bebouwingsconcentraties" (hierna: de beleidsnotitie) aan het plan ten grondslag heeft gelegd. De bebouwingsconcentratie Kattenbos, waarin het plangebied is gelegen, kenmerkt zich volgens [appellant] door het ontbreken van grote stukken aaneengesloten lintbebouwing, waardoor deze ter plaatse een vrij open karakter heeft. Dit open karakter is ook in het voorheen geldende plan als aparte landschapswaarde tot uitdrukking gebracht. Woningbouw op deze gronden is volgens hem daarom in strijd met het streven naar het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke openheid. De te bouwen woningen zullen volgens [appellant] in combinatie met de woningbouw aan de andere zijde van [locatie 1] leiden tot een aantasting van de karakteristieke historische stedenbouwkundige structuur
. [appellant] wijst er verder op dat in de beleidsnotitie wordt vermeld dat het toevoegen van bebouwing aan de bebouwingsconcentratie slechts sporadisch is toegestaan. Daarbij komt volgens hem dat in het advies van SRE Milieudienst van 6 oktober 2010 over de woningbouw ter plaatse wordt vermeld dat het toevoegen van twee woningen de zichtrelatie zal afsnijden en de bouw van twee woningen slechts kan worden overwogen op basis van goede, aanvullende argumenten.
Voor zover de beide woningen toch moeten worden gerealiseerd, stelt [appellant] zich op het standpunt dat de beide bouwvlakken in het plan zo zijn gepositioneerd dat tussen de percelen [locatie 1 en 2] onvoldoende ruimte overblijft om rekening te houden met de ecologische verbindingzone ten oosten van het perceel [locatie 1] en de landschappelijke openheid tussen [locatie 1 en 2].
2.3. De gronden tussen [locatie 1 en 2] zijn in de beleidsnotitie aangeduid als onderdeel van de bebouwingsconcentratie Kattenbos. Deze bebouwingsconcentratie kenmerkt zich volgens de beleidsnotitie door een mengsel van woningen en agrarische bedrijven; waardevolle zichtrelaties ontbreken. Vanaf Kattenbos bestaat volgens de beleidsnotitie een verstoorde zichtrelatie richting het zuidoosten vanwege de aanblik van een groot bedrijfsgebouw. Het sporadisch toevoegen van bebouwing om de overgang naar de kom van Reusel te benadrukken is volgens de beleidsnotitie toelaatbaar.
2.4. Door [appellant] is niet aannemelijk gemaakt dat in de beleidsnotitie is uitgegaan van een onjuiste typering van de bebouwingsconcentratie Kattenbos. Voorts acht de Afdeling de in de beleidsnotitie mogelijk geachte nieuwe bebouwing ter accentuering van de overgang naar de kern vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet onaanvaardbaar. De raad heeft zich dan ook in zoverre in redelijkheid op de beleidsnotitie kunnen baseren.
Verder gaat de beleidsnotitie weliswaar uit van het sporadisch toevoegen van bebouwing aan de bebouwingsconcentratie Kattenbos maar in dezelfde beleidsnotitie is de grond waarop de woningen zijn voorzien aangewezen als zoeklocatie voor extra bebouwing. In zoverre ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het plan zich niet verdraagt met de beleidsnotitie.
Niet in geschil is dat ter plaatse een intensieve veehouderij met bijbehorende bebouwing wordt gesaneerd. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een groot deel van de milieuhinder ter plaatse verdwijnt en dat de kwaliteit van het landschap verbetert. In ruil hiervoor staat het plan toe dat twee woningen worden gebouwd. Gelet op de ruimtelijke kwaliteitsverbetering ter plaatse is dit beperkte aantal nieuwe woningen niet onverenigbaar met het open karakter van de omgeving dan wel de in het vorige plan genoemde landschapswaarde.
Wat betreft het advies van SRE Milieudienst wordt overwogen dat dit advies de bouw van een tweede woning niet uitsluit, mits in ruil hiervoor ter plaatse meer kwaliteitswinst wordt geboekt. Naar aanleiding van dit advies heeft de initiatiefnemer zich verplicht om aan de zuidzijde een ecologische verbindingszone van 20 m breed in plaats van 5 m te realiseren. Gelet op deze bredere ecologische verbindingszone heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat tegemoet is gekomen aan het advies van SRE Milieudienst. Verder blijkt uit de verbeelding dat de afstand tussen de BIO-woningen en de agrarische bedrijfswoning ongeveer 25 m bedraagt. Gelet op deze afstand heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat als gevolg van het plan de landschappelijke openheid op het perceel niet onevenredig zal worden aangetast en heeft hij geen aanleiding behoeven te zien de woningen anders te positioneren.
Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen Boxtel heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
45-656.