ECLI:NL:RVS:2012:BX1796

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205243/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • J.S.S. Hupkes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan De Grift III te Nieuwleusen

Op 11 juli 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen het bestemmingsplan "De Grift III (Nieuwleusen)". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Dalfsen op 26 maart 2012, voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein De Grift. De verzoeker, wonend te Nieuwleusen, heeft op 29 mei 2012 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor een onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteit op de Jagtlusterallee, waaraan zijn woning is gelegen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2012, waar de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. J.R. van Dijk en de raad door H. Lammertsen en H.W. van Oenen. De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verkeersgevolgen van het plan zijn door de raad beoordeeld aan de hand van een verkeersrapport van Goudappel Coffeng. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op dit rapport heeft kunnen baseren, ondanks de bezwaren van de verzoeker over de datums van de verkeerstellingen en de verkeersintensiteit.

De voorzitter stelt vast dat de verkeersintensiteit ter plaatse van de woning van de verzoeker in 2020 uitgaande van de autonome ontwikkeling 3800 motorvoertuigen per etmaal bedraagt, en dat het plan leidt tot een stijging naar 4100 motorvoertuigen per etmaal. De voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de raad dat de bestaande wegen in de omgeving van het plangebied toereikend zijn voor de afwikkeling van het verkeer. Ook de economische uitvoerbaarheid van het plan wordt door de voorzitter niet betwist, aangezien de raad heeft toegelicht dat de actuele vraag naar bedrijfskavels in de regio is geregistreerd en dat de exploitatiekosten door de opbrengsten worden gedekt.

Uiteindelijk wijst de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om te oordelen dat het bestemmingsplan niet kan worden uitgevoerd of dat de verkeersintensiteit onaanvaardbaar zal toenemen. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op 11 juli 2012.

Uitspraak

201205243/2/R1.
Datum uitspraak: 11 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
en
de raad van de gemeente Dalfsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Grift III (Nieuwleusen)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2012, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 mei 2012, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 juli 2012, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J.R. van Dijk, en de raad, vertegenwoordigd door H. Lammertsen en H.W. van Oenen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Grift te Nieuwleusen. De ontsluiting van dit deel van het bedrijventerrein is voorzien via bestaande wegen.
2.3. [verzoeker] betoogt dat de verkeersgevolgen van het plan onvoldoende beoordeeld zijn en vreest een onaanvaardbare toename van de verkeersintensiteit op de Jagtlusterallee, waaraan zijn woning is gelegen. Hiertoe voert hij aan dat de raad zich niet heeft kunnen baseren op het rapport van Goudappel Coffeng van 28 november 2011 (hierna: het verkeersrapport). Volgens hem is het verkeersrapport gebaseerd op gedateerde verkeerstellingen. Daarnaast betoogt hij dat onduidelijk is waarom de verkeersintensiteit ter plaatse van het noordelijk deel van de Jagtlusterallee veel sterker zal toenemen dan de verkeersintensiteit ter plaatse van het zuidelijk deel. Ook is de Jagtlusterallee smaller dan in het verkeersrapport is aangeduid, aldus [verzoeker].
2.3.1. In het verkeersrapport staat dat het lokale verkeersmodel Dalfsen aansluit bij het regionale verkeersmodel Zwolle-Hardenberg van de provincie Overijssel dat een hoog detailniveau kent voor de regio Dalfsen. Voorts is vermeld dat de invoergegevens in 2010 zijn geactualiseerd. Verder heeft de raad bij brief van 27 juni 2012 een notitie van Goudappel Coffeng van 26 juni 2012 ingebracht. Daarin is vermeld dat het verkeersrapport is gebaseerd op actuele tellingen uit 2009 en 2010. Gelet hierop kan het betoog dat het verkeersrapport is gebaseerd op gedateerde verkeerstellingen voorshands niet slagen.
In het verkeersrapport is voorts vermeld dat de totale verkeersintensiteit vanwege het bedrijventerrein in 2020 uitgaande van de autonome ontwikkeling ter plaatse van De Grift 1550 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etmaal) bedraagt. Deze intensiteit stijgt als gevolg van het plan naar 3200 mvt/etmaal. Gelet hierop is met de door [verzoeker] gevreesde verdubbeling van de verkeersintensiteit als gevolg van het plan rekening gehouden.
2.3.2. Voor zover [verzoeker] betoogt dat de verkeersgevolgen elders niet zijn beoordeeld en dat ter plaatse van de Jagtlusterallee een rotonde is aangelegd, overweegt de voorzitter dat met het gebruikte verkeersmodel ook berekeningen zijn verricht voor verkeerseffecten in de omgeving van het plangebied. Ten aanzien van het betoog dat in de toekomst nog een rotonde zal worden aangelegd overweegt de voorzitter dat in de notitie van Goudappel Coffeng van 26 juni 2012 staat dat het gebruikte verkeersmodel ook rekening houdt met geplande infrastructurele wijzigingen.
2.3.3. In het verkeersrapport staat dat de verkeersintensiteit in 2020 uitgaande van de autonome ontwikkeling groter is ter plaatse van het zuidelijk deel van de Jagtlusterallee dan ter plaatse van het noordelijk deel. Voor zover [verzoeker] betoogt dat onduidelijk is waarom deze verhouding als gevolg van het plan in 2020 omdraait, kan dit volgens de raad ter zitting worden verklaart doordat de verhouding tussen doorgaand verkeer en verkeer afkomstig van het bedrijventerrein wijzigt. [verzoeker] heeft deze verklaring niet althans onvoldoende bestreden.
Voor zover [verzoeker] betoogt dat de route via het zuidelijk deel van de Jagtlusterallee in veel gevallen korter is overweegt de voorzitter dat in de notitie van Goudappel Coffeng van 26 juni 2012 staat dat het verkeersmodel ook rekening houdt met de snelheid van de verschillende routes.
2.3.4. In het verkeersrapport staat dat de Jagtlusterallee in het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan is aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg. Voor dergelijke wegen is de rijbaanbreedte 6,5 tot 7 m. Niet in geschil is dat de Jagtlusterallee in ieder geval gedeeltelijk smaller is.
De raad heeft bij brief van 27 juni 2012 het volgende toegelicht. De Jagtlusterallee is in het verkeer- en vervoerplan als gebiedsontsluitingsweg aangegeven omdat is beoogd deze weg als zodanig te gebruiken en daartoe te verbreden. Thans heeft de Jagtlusterallee een breedte van een erftoegangsweg. Een dergelijke weg kan maximaal 5000 tot 6000 mvt/etmaal afwikkelen. In het verkeersrapport is een verkeersintensiteit berekend van 4600 mvt/etmaal voor het noordelijk deel en 4100 voor het zuidelijk deel van de Jagtlusterallee. Daarom is de Jagtlusterallee in de huidige breedte geschikt voor de uitvoering van het plan. In de notitie van 26 juni 2012 staat dat Goudappel Coffeng instemt met deze toelichting.
2.3.5. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersrapport zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich hier bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid op heeft kunnen baseren. Voorshands bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft kunnen afgaan op de conclusie uit het verkeersrapport dat de bestaande wegen in de omgeving van het plangebied toereikend zijn voor de afwikkeling van het verkeer.
2.3.6. In het verkeersrapport is aangegeven dat de verkeersintensiteit ter plaatse van het gedeelte van de Jagtlusterallee waaraan de woning van verzoeker is gelegen, in 2020 uitgaande van de autonome ontwikkeling 3800 mvt/etmaal bedraagt. Het plan leidt tot een relatief geringe stijging van deze intensiteit naar 4100 mvt/etmaal. In het aangevoerde ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein dan aan het belang van [verzoeker] om gevrijwaard te blijven van de toename van de verkeersintensiteit. In zoverre bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4. [verzoeker] betoogt dat het plan niet economisch uitvoerbaar is nu de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Westerman Logistics twijfelt over de afname van gronden uit het plangebied. Daarnaast is de economische uitvoerbaarheid gebaseerd op gegevens uit 2002 tot en met 2006 van voor de economische crisis.
2.4.1. Niet in geschil is dat het plan voorziet in de uitbreiding van het bedrijventerrein met ongeveer 15 hectare. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat bij de afweging omtrent de economische uitvoerbaarheid geen rekening is gehouden met de afname van gronden door Westerman Logistics en dat het plan ook niet bij recht voorziet in het gebruik van gronden door dat bedrijf. In de brief van de raad van 27 juni 2012 staat dat de actuele vraag 3,5 hectare betreft. De overige voorziene 11,5 hectare beschouwt de raad als een strategische reserve die nodig is om te kunnen voldoen aan de jaarlijkse vraag naar bedrijfskavels. In de plantoelichting is vermeld dat is uitgegaan van de historische jaarlijkse uitgifte van 1,7 hectare per jaar tussen 2002 en 2006 omdat na die periode door het ontbreken van direct uitgeefbare gronden niet kon worden ingespeeld op de vraag. De vraag naar bedrijfskavels is in de daarop volgende jaren wel jaarlijks geregistreerd, aldus de raad ter zitting. Op grond van het vorenstaande heeft [verzoeker] voorshands niet aannemelijk gemaakt dat een belangrijk deel van het plan niet binnen de planperiode van 10 jaar kan worden verwezenlijkt.
Voorts heeft de raad bij brief van 27 juni 2012 een exploitatiebegroting ingebracht. In de begeleidende tekst staat dat de exploitatiekosten door de opbrengsten worden gedekt.
Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd voorshands aanleiding voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan economisch uitvoerbaar is. Gelet hierop ziet de voorzitter in zoverre geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Hupkes
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012
635.